Mensen overkomen de meeste vreselijke dingen. Dat is erg. Het doet pijn.
De Boeddha zei: eva idam duhkham, dit leven is lijden. Nu zijn er twee vormen van lijden. Er is
het lijden dat inherent is aan dit menselijke bestaan. En er is een lijden aan het lijden.
Bij elke vorm van verlies – verlies van een geliefde of van een kind, verlies van een baan, verlies
van je leven, verlies van je gezondheid en fysieke en geestelijke vermogens – is het de vraag
hoe ik me daartoe verhoud. Vindt het zijn plaats in mijn leven? Of mag het er niet zijn? Wil ik er
zo snel mogelijk vanaf komen? Vecht ik ertegen? Mijn strijd tegen mijn lijden is het lijden aan
het lijden.
Een wond zijn plaats laten vinden in mijn leven is een proces dat te vergelijken is met
metaalmoeheid. Het kent zijn eigen wetten, dynamiek en heeft zijn eigen tijd. Steeds weer ga ik
door de cirkelgang heen, waarin ik strijd tegen mijn pijn, het strijden moe ben, de pijn laat zijn,
de strijd weer op neem, het strijden moe ben, de pijn laat zijn, de strijd weer op neem, het
strijden moe ben, et cetera. Ik ga door vele werelden heen, de wereld van brandende woede en
het verzet, de wereld van doffe vermoeidheid of verdoving, de wereld van een ontluikende
bevestiging van de pijn, de zwarte nacht van de wanhoop, de woestijn van de uitzichtloosheid,
de luwte van de berusting en de acceptatie, en weer terug de wereld van brandende woede en
het verzet in. In mijn cirkelgang kan er iets worden getransformeerd, zolang ik niet in een wereld
blijf steken. Door het voortdurend belasten en ontlasten van wat IK WIL, sluipt er een zekere
vermoeiing in wat IK WIL – totdat het afbreekt. Of niet. Want de cirkelgang heeft zijn eigen
wetten, dynamiek en kent zijn eigen tijd.
Als wat IK WIL afbreekt, vindt mijn wond zijn plek. Die wond zal er altijd zijn en hij mag er nu
ook zijn. Het gat in mijn leven is ontvangen. Het is ok. Het is niet minder pijnlijk en het is niet
minder erg, maar ik vecht er niet meer tegen. Het is mijn leven, Het is mijn pijn. Het is goed zo.
Met de transformatie van het lijden aan min lijden is ook mijn lijden getransformeerd. Ik word
mijn pijn niet aangedaan. Ik draag mijn pijn niet. Ik ben pijn, Eva idam duhkham, dit, mijn leven
IS lijden. En dit is de bevrijding van het lijden. Ik leef mijn pijn.
Waar vind ik dan mijn levensvreugde? Levensvreugde is altijd hier en altijd nu. Het is de
vreugde die in mijn leven zit en die door niet wordt geconditioneerd. Als ik echt aanwezig ben, is
er levensvreugde. Nu ben ik natuurlijk altijd aanwezig, ik kan niet anders. Maar ben ik echt
aanwezig? Of deins ik terug, creëer ik afstand, verzet ik me, vecht ik tegen wat er is, lijd ik aan
mijn lijden? Om echt aanwezig te zijn hoef ik niets te doen. Ik ben aanwezig. Elke luwte in mijn
strijd, elk opgeven van mijn verzet, maar ok het in mijn pijn aanwezig zijn, zijn momenten waarin
het stroomt, de wereld open ligt, mijn leven zich intensiveert en ik me intiem verbonden weet
met alles wat leeft. Dit is vreugde.
Levensvreugde is altijd hier, altijd nu. Of ik in staat ben haar te ontvangen, hangt af van hoe ik
me verhoud tot wat er is. Wat doe ik met mijn pijn? Als ik bereid ben mijn verlies te leven en
mijn pijn te zijn, als ik bereid ben te ontvangen, is levensvreugde nooit ver weg. Maar als ik
hoop dat het later beter wordt of denk dat het vroeger beter was, dan zal ik haar niet vinden.
Ook het gat in mijn leven is een gave.