Karma, patronen en bevrijding I. Het voorwoordelijke verwoord
Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi
Als je bij jezelf wilt zijn en met jezelf, voor jezelf en in jezelf, dan is de buik daarvoor
noodzakelijk. In zazen is het belangrijk je anker in je onderbuik te hebben. Daartoe is je
bekken enigszins naar voren gekanteld, als je zit op het puntje van je stoel of het puntje
van je kussen. Je buik bolt dan vanzelf naar voren. De spieren in je onderbuik spannen
zich vanzelf aan.
Als je zakt van je hoofd naar je onderbuik en daarmee in je lijf komt, heb je kans dat je
op een gegeven moment voor het concept kunt blijven, voor het woord dat je geeft aan
het ding. Als je in je hoofd leeft, benoem je alles. Dan spreekt het woord vanzelf. Maar
als je uit je hoofd naar je onderbuik zakt, komt eerst de ervaring en dan pas het woord.
Je ervaart het ding voor wat het is.
Twee stokken worden tegen elkaar geslagen en je denkt in een impuls: ‘houten stokken’.
Als je in je onderbuik zit, ervaar je: tik, tik, aan den lijve. Pas daarna komt het woord
‘stokken’. Het concept komt later, wat het in feite altijd doet. Maar als je niet goed in je
lijf zit en meer in je hoofd woont, dan merk je dat niet.
Zittend in je lijf, ervaar je in elke porie wat zich voordoet. Het is niet alleen de kunst om
voor het concept te blijven, het is de kunst om voorbij het concept te gaan. Als ik geen
concept meer gebruik voor wat ik ervaar, wat ervaar ik dan? Als dit geen stok is, wat is
het dan wel?
Zenmeester Deshan komt op de gang een monnik tegen en pakt hem bij de lurven. Hij
houdt zijn stok omhoog en roept: ‘Als je dit een stok noemt, dan krijg je dertig
stokslagen. Noem je het geen stok, dan krijg je ook dertig stokslagen. Hoe noem je dit?
Spreek, spreek!’
Wat zou jij zeggen? Voorbij niet weten. Wat zou jij zeggen, als je, blijvend bij jezelf, in je
lijf, in een woord zou moeten zeggen, wat we ‘werkelijkheid’, ‘leven’, ‘existentie’
noemen? Wat ervaar je hier en nu aan den lijve? We kunnen in elk geval zeggen: een
woord dekt nooit de lading.
Op deze avond wil ik in relatie hiermee een lofzang uitspreken op de genialiteit van
Shakyamuni Boeddha. Het gaat om een enkel woord. In de Pali canon, vijf dikke boeken,
op schrift gesteld in Sri Lanka, vind je een loftuiting van Ananda, de leerling die
vijfentwintig jaar de Boeddha assisteerde en de woorden van de Boeddha letterlijk
memoreerde. Ananda roept ergens: ‘Wonderbaarlijk eerbiedwaardige, fantastisch eerbiedwaardige, dat door middel van een enkel woord het totale onderricht van de
Boeddha wordt uitgedrukt!’
Boeddha zelf zegt: ‘Wie dit ziet (hij noemt hier dat ene woord), die ziet mijn onderricht
en de werkelijkheid, de Dharma.’ Dat ene woord waarover het hier gaat, is in Sanskriet
pratityasamutpada. Dat is wat je ervaart, wanneer je in je lijf zit en in elke porie van je
lichaam open staat voor wat hier gebeurt. Pratitya is oorzaak, samutpada is gevolg, dus
letterlijk betekent het ‘oorzakelijkheid’. Maar het heeft een andere, bredere en diepere
betekenis dan het op het eerste gezicht lijkt.
Karma, patronen en bevrijding II. Oorzakelijkheid
Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi
Ten eerste, wat is pratityasamutpada niet? Het is niet de relatie tussen oorzaak en
gevolg. Er leefde een groot wijsgeer, die ook wel de tweede Boeddha wordt genoemd,
Nagarjuna genaamd, in de 2 e eeuw na Chr in India. Hij schreef het filosofische
meesterwerk Mulamadhyamakakarika, ‘de Fundamentele Verzen van de Middenweg’.
In zesentwintig regels tekst slaat hij alle houvast dat je dacht te hebben weg.
Een regel uit dit werk stelt het volgende over oorzakelijkheid:
Stel, de oorzaak van een appel is het zaad en het gevolg is de vrucht.
Als je dat zo stelt, is dan de vrucht reeds in het zaad aanwezig, of zijn vrucht en zaad
twee gescheiden zaken? Als je zegt dat de vrucht in het zaad zit, dan kun je niet
volhouden dat er een zaad en een vrucht is. Dan gaat het identiteitsprincipe van onze
logica, waar we allemaal in ons dagelijkse leven vanuit gaan, namelijk ‘ik ben ik en jij bent
jij’ onderuit.
Maar als je zegt dat ze niets met elkaar te maken hebben, hoe zou dan de vrucht uit het
zaad kunnen voortkomen? Dan is het causaliteitsprincipe, waar we ook allemaal in ons
dagelijkse leven vanuit gaan, immers ‘het kind komt voort uit de moeder’, niet langer
houdbaar. Nagarjuna eindigt deze ontluisterende exercitie met de nuchtere conclusie:
‘Oorzaak en gevolg zijn noch hetzelfde, noch verschillend’. Daarmee haalt Nagarjuna alle
fundamenten van onze werkelijkheidsopvatting onderuit. We hebben niets meer in
handen.
Nagarjuna legt een zinkgat bloot. Onze opvatting van de werkelijkheid is in zichzelf
logisch tegenstrijdig. De Boeddha bedoelde met pratityasamutpada niet de relatie tussen oorzaak en gevolg. Bij pratityasamutpada gaat het over een ander aspect van de
betekenis van oorzakelijkheid. Oorzakelijkheid kun je vergelijken met een beeld in de
spiegel. Dat beeld treedt op in afhankelijkheid van condities. Bijvoorbeeld het licht, de
spiegel en de persoon die ervoor staat. Dat zijn drie condities. Als deze condities
aanwezig zijn, treedt het beeld in de spiegel op. Als je een conditie verandert, verandert
het beeld in de spiegel of verdwijnt het zelfs helemaal. Wat kun je zeggen over het beeld
in de spiegel als een metafoor? Er is iets, dat is evident. Maar tegelijkertijd is er ook
niets. Je kunt het beeld niet vastpakken. Het heeft geen substantie. Het heeft er de
schijn van dat je iets concreets waarneemt. Maar het is een beeld, in afhankelijk van
condities opgetreden, dat niet op zichzelf bestaat. Dat heet Maya in het Boeddhisme.
Letterlijk vertaald uit het Sanskriet: ‘Als een illusie’. Maar je ziet wel degelijk iets, in die
zin is het geen illusie. Er wordt in het boeddhisme ook nooit gezegd: ‘De wereld is een
illusie’. De formulering die men gebruikt is: ‘ALS een illusie’. Het is door en door
afhankelijk van de condities om te kunnen verschijnen. Het bestaat niet op zichzelf.
De implicatie van oorzakelijkheid vat de Boeddha samen in de drie kenmerken van
bestaan.
Ten eerste, Anitya, ‘zonder duur’. Het beeld in de spiegel is zonder duur. Het is niet
vergankelijk. Het is de tijdelijkheid zelf. Er komt niets, er vergaat niets, er blijft niets.
Ten tweede, Anatman, ‘geen substantie, geen zelf, het bestaat niet op zichzelf’. Wat je
in de spiegel ziet is er, maar het is door en door tijdelijkheid en heeft geen enkele
substantie.
Ten derde, Duhkha, ‘lijden’. Onze oorzakelijke werkelijkheid geeft wrijving omdat we
iets in handen willen hebben, en houden. Dan loopt de as van ons bestaan aan.
Oorzakelijkheid is de kern van de Boeddha’s Leer. Het geniale is, dat hij niet zegt: ‘In
oorzakelijkheid ontstaat iets en vergaat iets, er is een oorzaak en een gevolg’, Wat hij
zegt is: “Wat we aan den lijve ervaren is oorzakelijkheid zelf’. De condities veranderen
en er is een ander beeld. Wat we aan den lijve ervaren is tijdelijkheid zelf. Het is niet de
tijdelijkheid van ‘iets’. Het is tijdelijkheid zelf. De Boeddha was de eerste procesdenker.
Met pratityasamutpada verwoordt hij het proces zelf. Kijk vanuit dat perspectief eens
naar je eigen levenssituaties, kijk er eens naar als zijnde opgetreden in afhankelijkheid
van condities. De situatie zelf is geen hard en substantieel gegeven, ze is door en door
afhankelijk van andere condities.
Interessant is het om jezelf af te vragen hoe het dan zit met toeval en
voortbestemdheid. Je kunt niet zeggen, het is toeval. Immers, de condities zijn gegeven,
deze scheppen de situatie. Maar het is ook niet voorbestemd. Het treedt op in
afhankelijkheid van condities. Wat hiermee wordt aangeduid is de menselijke, fysieke ervaring die optreedt in afhankelijkheid van verschillende condities. Dat brengt ons tussen objectiviteit en
subjectiviteit in. Je kunt ook zeggen, de menselijke, fysieke ervaring is een bekrachtiging
van de realiteit, de situatie waarin we leven, die door en door afhankelijk is. Ons leven is
breekbaar, broos, door en door tijdelijk, zonder een vaste kern.
Karma, patronen en bevrijding III. Wederzijdse afhankelijkheid
Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi
Als je teruggaat naar je lichaam, is dit wat je ervaart: pratityasamutpada, ‘optreden in
afhankelijkehid van condities’. Interessant is, het begrip waarheid bij Hindoes is satya.
Letterlijk vertaald: ‘wat is.’ Waarheid ‘is’, dit is een absoluut gegeven. Maar als je denkt
aan dat beeld in de spiegel, is er dan iets dat ‘is’? Dat lijkt me niet het geval. Er is niets
solide en niets blijvend. Het boeddhistische begrip voor waarheid is bhuta, ‘wat is
geworden’. Zelfs in het boeddhistische waarheidsbegrip, zit een proceselement. Als je
dit alles toepast op je leven, wat ervaar je dan aan den lijve? Wat je aan den lijve
ervaart, is de geestelijke en fysieke activiteit en de invloed daarvan. Dit heeft in het
Sanskriet een naam: karma. Letterlijk betekent het: ‘invloed van handelen’. Alles wat je
zegt, denkt of doet, heeft vroeg of laat een invloed op je eigen leven en dat van
anderen, en die invloed ervarend, handel je opnieuw en bepaal je daarmee je handelen,
denken en spreken in de toekomst. Met andere woorden, elke handeling, elke
uitspraak, elke gedachte doet er toe.
Als je pratityasamutpada in de betekenis van invloed van fysieke en geestelijke activiteit
in relatie tot anderen gaat brengen, krijg je een lsd-achtige situatie. In het Avamtasaka
Sutra wordt het aldus verwoord: ‘En binnen deze toren bevinden zich ontelbare torens.
Waarvan elke toren net zo schitterend is versierd als die waarin Sudhana (de
hoofdpersoon in het verhaal) is binnengetreden en net zo ruimtelijk is als de hemel. En
deze torens hinderen elkaar geenszins. Elk van de torens behoudt zijn eigenstandigheid
in volmaakte harmonie met de rest. Er is niets wat de eigenheid van een toren beperkt
in relatie tot elke andere toren en het geheel aan torens. Er is hier een toestand van een
volmaakte wederzijdse doordringing en natuurlijke orde. De jonge pelgrim Sudhana ziet
zichzelf in alle torens en in elke toren afzonderlijk, waarin alle torens zijn bevat en elke
afzonderlijke toren weer alle torens bevat.’ Als je een hallucinerende paddenstoel hebt gegeten, krijg je ongeveer deze ervaring.
Maar toch, als je teruggaat naar je lichaam, naar je onderbuik en simpelweg ervaart, is
het niet zo moeilijk om te zien dat dit klopt als een bus. Dit gaat over invloed van fysieke
en geestelijke activiteiten, optredend in afhankelijkheid van condities, maar dan in
interactie tussen jou en mij. Tussen jou en de rest van de groep. Als ik om me heen kijk
en ik kijk alleen maar, of ik luister alleen maar, dan is mijn ervaring dat ieder van jullie in
deze, mijn aanwezigheid zit, hoe zou ik je anders kunnen zien, hoe zou ik je anders
kunnen horen? Maar ik zit ook in jullie aanwezigheid, want hoe zou je mij anders
kunnen zien en horen? Jullie zitten allemaal hier. En ik zit in ieder van jullie. En jullie
zitten in ieder ander en ieder ander weer in jullie.
De toren van Maitreya, die ene toren die alle andere torens bevat, maar die zelf ook
weer wordt bevat in elke andere toren, dat zie je als je om je heen kijkt. Wat ik zie, is dat
iedereen hier zit, in mijn fysieke aanwezigheid. Als je praat hoor ik je hier. En
omgekeerd. Je kunt ook zeggen, als je teruggaat naar je onderbuik, naar wat je echt
ervaart, dan is elke ander al binnen voordat ik ‘ik’ kan zeggen. Als ik jou zie, ben jij al hier
en pas daarna zeg ik ‘ík’ of heb ik mijn oordeel of conclusie gevormd. Het ‘ik’ zeggen,
gebeurt in een reflectie op wat ik aan den lijve ervaar.
Het mooie van meditatie is dat je het werken van je geest praktisch kunt onderzoeken,
het is geen vaag of theoretisch gezweef. Als je zit en er snottert iemand in de zendo, dan
zit dat hier, in mijn lichaam. Vervolgens denk je: ‘Zou die figuur niet wat zachter kunnen
snotteren?’ Daarna komt er een verantwoording over waarom ik dat vind: ‘Snotteren
stoort mijn meditatie’. Nu ben ik al drie stappen verder. Het aan den lijve ervaren, is dat
de snotterende ander al binnen is nog voordat er ook maar een gedachte is opgekomen.
Als we niet zien hoe de geest werkt, verkeren we in een grote blur, een mistige situatie.
We herkennen niet wat wat is, noch hoe het werkt. Als je op het kussen zit, kun je voor
jezelf een onderscheid leren maken tussen de fysieke ervaring, de reflectie van het
bewustzijn en wat je daar verder mee doet. Dat onderscheid heet prajna, ‘wijsheid’.
De basis van ons bestaan is, dat we door en door afhankelijk zijn, we dragen elkaar. Dit
heeft implicaties voor mijn verantwoordelijkheid. Ik ben meer verantwoordelijk dan
ieder ander, immers jullie zitten hier. Ik draag jullie. Als ik bijvoorbeeld vanuit mijn raam
een oude man buiten van zijn fiets zie vallen, maakt mij dat verwantwoordelijk. En dat
kan ik alleen voor mezelf zeggen en niet voor mijn buurvrouw die de oude man wellicht
ook van zijn fiets ziet vallen.
Karma kan ook telkens weer worden herhaald in situaties, omdat deze geestelijke en
fysieke activiteit mij laat overleven of omdat dat wenselijk voor anderen is. Dat karma,
die invloed van mijn activiteit, kan inslijpen tot een steeds dieper spoor, het graaft zich
steeds verder in. Als je door ervaring leert dat iets werkt of niet werkt, dan herhaal je
dat. Wiebe Veenbaas (de oprichter van Phoenix) noemt dat ‘magische bewegingen’. Het kan zelfs generaties teruggaan en overgeleverd worden. Dit heet in het boeddhisme
samskara, ‘onze diep ingesleten patronen’, ofwel ons karma dat zich keer op keer
herhaalt, dat bij het ontstaan functioneel is, maar op den duur beperkend werkt. Het is
een van de vijf skandha’s, de vijf componenten van ons mens zijn, en het is de
belangrijkste. Samskara is datgeen waaruit we geweven zijn, wat ons letterlijk maakt tot
wie we zijn. Het is een cruciaal begrip: de traditionele omschrijving van nirvana is
sarvasamskarasamatha. Dit betekent ‘het tot rust brengen van al mijn patronen.’ Met
andere woorden, nirvana is de bevrijding van mijn patronen.
Karma, patronen en bevrijding IV. Amor fati
Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi
Zoals je wellicht weet, is de zen traditie, net zoals het Chassidisch Jodendom en tot op
zekere hoogte ook de Soefi traditie, een traditie met veel humor. Van alle zen grappen
springt er voor mij één uit, een grap uit de Nederlandse analen die speelt op Japans
grondgebied. Het verhaal is echt gebeurd. Jan Willem van de Wetering, de auteur van
de detectiveserie ‘Grijpstra en de Gier’ verbleef enige tijd in een zenklooster in Japan en
schreef er enkele boeken over. Hij was een succesvol zakenman, had een gelukkig gezin,
een mooi huis, alles erop en eraan. We spreken over de begin jaren ’50 van de vorige
eeuw. In een jaar tijd verloor hij alles – zijn onderneming, zijn kapitaal, zijn huis en zijn
huwelijk. Dit plaatste hem voor het zeer indringende vraagstuk over de zin van zijn
bestaan en dit bracht hem tot zen. Hij moest ervoor naar Japan, want in die tijd was er
nog geen plek voor zen in Europa. Hij kwam uiteindelijk bij een tempel, die van Harada
Roshi, die wat woorden Engels sprak. In dokusan deed hij zijn verhaal. Hij deed een half
uur lang zijn beklag en wachtte op wat de Roshi erop te zeggen had. Deze was een tijd
stil, waarna hij de volgende legendarische woorden sprak: ‘Weet je, het is veel erger dan
je denkt!’
Een geniale reactie. Jan Willem werd voor een tijd de leerling van Harada Roshi. Het is
veel erger dan je denkt. Is dit een grap of is het precies wat het is? Laten we eens kijken
naar Mazu, een zenmeester uit de achtste eeuw in China. Het is het verhaal van Mazu
en lekenbroeder Feng. Mazu betekent overigens letterlijk ‘Meester Paard’.
Op een dag toen lekenbroeder Feng een zware kruiwagen voortduwde, zat zijn leraar
Mazu vlakbij zijn klooster in Zuid China op een zwoele zomerdag met uitgestrekte benen
op een sawadijkje. Feng vroeg: ‘Zou de eerwaarde zijn benen willen intrekken?’ Mazu antwoordde: ‘ Wat eenmaal is uitgestrekt, wordt niet ingetrokken.’ Waarop Feng
antwoordde: ‘Wat eenmaal in beweging is gezet, kan niet tot stilstand worden gebracht’
en hij reed met de zware kruiwagen over de benen van Mazu. ‘Au, au!’, schreeuwt
Mazu. Met verwondde benen ging Mazu terug naar zijn klooster. De volgende dag kwam
hij de Dharmahal binnengestrompeld met in zijn hand een bijl. Hij nam plaats op de
Patriarchenzetel en sprak: ‘Degene die de benen van deze oude monnik verwondde,
kome naar voren.’ Feng stond op en zei: ‘Hier ben ik’. Hij liep naar voren, naar Mazu, die
hem gebood zijn hoofd op een houtblok te leggen. Feng strekte zijn nek uit voor Mazu.
Mazu hief de bijl omhoog en liep vervolgens weg.
Waar gaat dit over? Wat eenmaal is uitgestoken wordt niet meer ingetrokken. Wat
eenmaal in beweging is gezet, kan niet tot stilstand worden gebracht. Waar hebben ze
het over?
Student: Karma.
Roshi: Karma, patronen, in een groef zitten. Kortom, het leven zoals we dat leiden.
Het tweede deel van de anekdote, waar staat dat voor? Gaan staan voor de zaak! Dat
deed Feng. Hier ben ik! Dit verhaal gaat over wat Nietzsche ‘Amor fati’ noemde. Heb je
lot lief. De hele zentraditie gaat uiteindelijk over één kwestie. Dit leven. MIJN leven! Al
die jaren van beoefening, het gaat maar om een zaak en dat ben jij. Niet ‘het’ leven,
maar veel concreter: MIJN leven.
Als we realistisch zijn, is er maar een leven en dat is jouw leven. Wie voelt? Wie ervaart?
Wie heef pijn? Dat is niet je buurvrouw, dat ben jij. Alles wat je ziet, hoort, voelt, jezelf
voorstelt dat ben jezelf. Als je het gebroken been van je buurvrouw ziet, dan voel je de
pijn in je eigen been. Alles zit bij jou.
Je hoort in spirituele tradities wel eens: ‘Alles is één’. Wat is dat? Wat is ‘één’ in des
Boeddhas naam? Dat is zo vaag. Maar wat is het concreet? Mijn leven! Kan niet anders!
Waar komt alles nu samen? Juist, hier, in dit lichaam. Ieder van ons is het verzamelpunt.
De hele zentraditie verwijst naar één persoon, dat ben jij. Wat is hiervan de implicatie?
Dit betekent dat deze training jouw bestaan bevestigt, precies zoals jij bent. Precies zo!
Zonder uitvlucht. Deze hele training is een grote oproep tot amor fatt, in eerste
instantie. Hier begin je. Er is niets anders. Het is geen kwestie van ‘Ik kan er ook niets
aan doen’. Of ‘Zo ben ik nou eenmaal’. Dat is niet wat Feng zegt. De realisatie dat het
echt helemaal over jou gaat, is een andere. Als je je echt realiseert dat dit allemaal over
jou gaat, geeft dat een enorme kracht. Maar het geeft ook een probleem. Ik moet
daarbij denken aan een uitspraak van de Poolse zenlerares Joanna Lasota, die ik
ontmoette in Bar Harbor, Maine, in de beginjaren van de Kanzeon Sangha van Genpo
Roshi in de VS. De eerste Irakoorlog was juist gestart. De sneeuw in Maine lag meters
hoog. Zij gaf een introductiecursus in zenmeditatie. En ze deed alles heel traag. Haar eerste woorden die ze heel langzaam uitsprak waren: ‘In… Buddhism… there… is… no…
hope’. Geweldig! Hoe vaak heb ik daar niet aan teruggedacht. Het is zo waar. Want als
alles is, precies zoals het is, dan zit er geen enkele jota aan ruimte tussen. Dan is het
precies DIT.
Karma, patronen en bevrijding V. Hij ontkent de wet van karma niet
Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi
Maar er is ook een ander kader waarvan uit we karma kunnen bekijken. Wat zo mooi is,
als je tien of twintig keer dezelfde verhalen hoort, dan ontdek je er telkens weer iets
nieuws in. Dat merkte ik op in mijn voorbereiding van deze intensive, bij een ander
verhaal. De hoofdfiguur in dat verhaal, Baizhang, is namelijk de leerling van Mazu, de
centrale figuur in het eerste verhaal. Het verhaal van Mazu en Feng gaat in een rechte
lijn over in het verhaal van Baizhang. Baizhang kennen we in eerste instantie uit de
anekdote waarin de leraar Mazu en de leerling Baizhang wandelen in de bergen. Er
vliegt plotseling een vlucht wilde ganzen over. Mazu vraagt “‘ Wat zijn dat?’ Baizhang
zegt: ‘Wilde ganzen’. En Mazu vraagt: ‘Waar vliegen ze heen?’ Baizhang zegt: ‘Ze zijn al
weg.’ Mazu pakt Baizhang bij de neus en draait deze stevig om. ‘Au! Au!’ brult Baizhang.
Mazu zegt: ‘Hoe kun je zeggen dat de ganzen zijn weggevlogen, terwijl ze al die tijd hier
zijn geweest’. Waar? Hier!
In het verhaal waar het me nu om gaat, is Baizhang zelfstandig leraar en dit is een van
de meest vreemde verhalen in de zen traditie. Baizhang overigens, is de eerste binnen
de traditie die de regels voor een zen klooster opstelt. Het verhaal gaat als volgt:
Telkens als Meester Baizhang de Dharma onderwees, verscheen er een gestalte die met
de monniken toehoorde. Als ze weggingen, ging hij ook weg. Op een dag bleef hij echter
alleen achter. Toen vroeg de Meester hem: ‘Wat voor een mens ben jij die hier voor me
staat?’ De gestalte antwoordde: ‘Waarlijk, ik ben geen mens. Lang geleden, in de tijd
van Kashapa Boeddha, leefde ik op deze berg als zen priester. Eens vroeg een monnik
me: ‘Blijft een volmaakt ontwaakte gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg, of
niet?’ Ik antwoordde: ‘Een volmaakt ontwaakte is niet aan de wet gebonden.’ Vanwege
dat antwoord viel ik voor vijfhonderd levens terug in de toestaand van een vos. Nu
vraag ik u, Meester, geef me een keerwoord en verlos me uit dit lichaam van een vos.’
Daarop vroeg hij: ‘Blijft een volmaakt ontwaakte gebonden aan de wet van oorzaak en
gevolg, of niet?’
De Meester antwoordde: ‘Hij ontkent de wet van oorzaak en gevolg niet.’
Bij het horen van die woorden verkreeg de vos onmiddellijk een diepe realisatie. Hij
boog en zei: ‘Nu ben ik van het lichaam van een vos bevrijd en zal achter de berg wonen.
Slechts om één ding vraag ik de Meester nog: begraaf me volgens de ritus voor een
overleden monnik.’ De Meester droeg de Ino op met de hamer op een houten aambeeld
te slaan en aan de monniken te verkondigen dat na de maaltijd een
crematieplechtigheid voor een gestorven monnik zou plaatsvinden. Verbaasd vroegen
de monniken: ‘Iedereen is toch gezond? Er ligt niemand in de ziekenzaal. Wat heeft dit
te betekenen?’
Na de maaltijd leidde de Meester de monniken achter de berg naar de voet van een rots
en haalde met zijn stok het dode lichaam van een vos tevoorschijn. Daarna voltrok hij de
ceremonie van de lijkverbranding. ’s Avonds nam de Meester plaats op de
Patriarchenzetel in de Dharmahal en vertelde de monniken het hele verhaal. Dadelijk
vroeg zijn leerling Huangbo: ‘De priester kreeg vanwege een verkeerd keerwoord de
straf vijfhonderd maal in een vossenlijf te worden wedergeboren. Aangenomen dat hij
met zijn antwoord geen fout had gemaakt, wat was er dan gebeurd?’
De Meester zei: ‘Kom dichterbij, dan zal ik het je zeggen’. Huangbo liep op de Meester
toe en sloeg hem in het gezicht. De Meester klapte in zijn handen en zei met een luide
lach: ‘Ik dacht dat alleen de baard van die ene barbaar rood was, maar hier is nog een
barbaar met een rode baard.’ (Uit: Wu-men kuan, casus 2)
Prachtig verhaal! Is het een probleem om als vos terug te keren? Nou, vijfhonderd
levens is wel heel veel. Hoe was hij in die situatie terecht gekomen? Hij had een
antwoord gegeven op een vraag: ‘Blijft een volmaakt ontwaakte gebonden aan de wet
van oorzaak en gevolg, of niet?’ Hij zei: ‘Deze is niet aan de wet gebonden.’
We hebben het over de ‘volmaakt ontwaakte’, dat is degene die deze woorden leest. Hij
is altijd wakker. Wat betekent dat? Aanwezig zijn. Hier. Volledig aanwezig. Volledig in
mijn lijf. Misschien ken je dat deze dagen wel, dat als je zit en je in je lichaam zakt, er
een sensatie ontstaat dat jouw aanwezigheid nergens eindigt. En waar begint ze? Bij de
voordeur? Bij het bordje van de gemeente Hall? Ze dijt uit. Je kunt nergens een begin
van jouw aanwezigheid vinden. Alles is hier, intiem, zeer dichtbij. De vlucht ganzen.
‘Gak, gak!’, die zit hier. Je bent totaal aanwezig. Wat is het? Als je denkt ‘Wilde ganzen’,
dan is dat altijd achteraf. ‘Gak, gak!’, dat verschijnt in je aanwezigheid, maar je hebt
geen idee wat het is. Het komt nergens vandaan, het gaat nergens heen; het ontstaat
niet, het vergaat niet. Alles is volkomen ongrijpbaar, je hebt geen idee. Wat is het? Het
is precies wat het is.
Deze volmaakt aanwezige, is deze vrij van karma, of niet? Inderdaad, er is geen karma,
er is geen oorzaak en gevolg te vinden. Dit is de top van berg, volstrekt onbepaald,
volstrekt ondoorgrondelijk en lucide, absolute aanwezigheid, helemaal samengevallen
met jezelf. Enkel licht.
Maar wat gebeurt er als je opstaat? Is er dan voor deze volmaakt ontwaakte echt geen
oorzaak en gevolg? Sommigen blijven in satori hangen. Wat gebeurt er dan? Je voelt je
God, je bent onbeperkt en eeuwig. Je kent geen karma, geen oorzaak en gevolg, je kunt
lekker over de benen van de ander heen rijden. Sommigen blijven in die staat hangen.
Wat gebeurt er dan, wanneer je oorzaak en gevolg, dus karma ontkent? Je slijt
vijfhonderd levens als vos! Totdat je terugkomt in de gedaante van vos noch mens en
vraagt: ‘Kun je mij een verlossend keerwoord geven?’ Baizhang zegt: ‘Hij ontkent de wet
van oorzaak en gevolg niet.’ In een andere vertaling staat: ‘Hij wordt niet gehinderd
door de wet van oorzaak en gevolg.’ En dan valt het kwartje…
Welk kwartje valt hier? Wat is die open, onbeperkte aanwezigheid? Dat ben jij! Die
eindeloze ruimte slaat om naar dit vehikel, dit eindige lijf, deze beperkte vleesjas. Met
alles erop en eraan. Mijn leven is door en door bepaald door karma, deze onbepaalde
aanwezigheid IS karma. DAT kwartje valt dan!
De vraag die Huangbo stelt, is ook interessant. Hij vraagt: ‘De priester kreeg vanwege
een verkeerd keerwoord de straf vijfhonderd maal in een vossenlijf te worden
wedergeboren. Aangenomen dat hij met zijn antwoord geen fout had gemaakt, wat was
er dan gebeurd?’
Stel dat de vraag juist was beantwoord, wat was er dan gebeurd? Maar er is geen juist
antwoord! Beide antwoorden zijn waar. Als ik in mijn lijf zak, voorafgaand aan de
woorden en de reflectie blijf, dan is er slechts onbepaalde aanwezigheid. En als ik opsta
van het kussen, dan begeef ik me onmiddellijk in het diepe spoor van mijn patronen. Het
is tegelijkertijd. Jouw leven is ongeboren, doodloos. En ja, jouw leven is ergens
begonnen en het eindigt ergens. Jouw ruimte is onbeperkt en ja, je bent beperkt tot de
maten van jouw lichaam. Het punt in zen is: je kunt het nooit goed zeggen. Dat heb ik zo
vaak meegemaakt! Heel veel van wat ik in mijn training bij Roshi naar voren bracht,
werd door hem weggewuifd: ‘Meer zazen!’
Tot slot, de openingsregel van de Dhammapada: ‘De dingen worden voorafgegaan door
de geest, hebben de geest als voorman, worden door de geest gemaakt.’
De Dhammapada is het meest gelezen geschrift in Azië, de essentie van de Leer voor
leken. ‘Geest’ staat hier voor totale aanwezigheid. Het moment dat je ergens een ruimte
binnengaat, creëer je ter plekke de situatie. We spraken eerder over situaties, ze liggen
niet vast, ze zijn niet gegeven, ze worden elk moment ter plekke gecreëerd. Je komt een
ruimte binnen en je hoeft niet eens iets te zeggen, en je creëert ter plekke de situatie,
met al je patronen. Door je fysieke houding, je energetische werking, je manier van
doen, je creëert ter plekke de situatie, heel wonderlijk. Wat zo interessant is, wellicht
ken je dat, dat doorheen de tijd situaties zich herhalen, bepaalde werksituaties
bijvoorbeeld. Je ziet steeds hetzelfde ontstaan en denkt: ‘Dat moet mij weer
overkomen’. We weten inmiddels dat jij iets binnenbrengt, je creëert mede de situatie.
Dat ervaar je bewust, als je je realiseert hoe het werkt, en dat brengt je op weg te gaan naar een Amor fati. Ga eens bij jezelf na die momenten waarop je zegt: ‘Daar loop ik
altijd tegen aan’. Ga eens terug in je herinnering en onderzoek wat je daar binnen
brengt, welk patroon, welke conditie? Wat neem je mee de situatie in? Wat breng je zelf
in? Wat doe jij, opdat een situatie ‘is zoals ze is’?