Inleiding
Weg is een werkwoord. Jouw weg is een proces, het is proceswerk. En dat terwijl jij maar heel
weinig doet in dat proceswerk. Jouw weg is onbegrijpelijk en onbeheersbaar en hij is
tegelijkertijd gekenmerkt door een natuurlijke orde, waarin elke fase een vast plek heeft binnen
het proces en gedeeld wordt met de fasen van de wegen van anderen. Het gaat me in deze
bespiegeling van ons geestelijke pad niet om het lineair weergeven en duiden van de opvolging
van de verschillende fasen zoals dat bijvoorbeeld in ‘De Tien Plaatjes van de Os’ gebeurt. Het
gaat me om het beschrijven van jouw weg, van mijn weg als proces op zo’n wijze dat het
evident is dat onze weg volstrekt ondoorgrondelijk en volkomen oncontroleerbaar is. Weg is een
werkwoord, maar bovenal een wonder, een groot wonder, in al zijn unieke faseringen.
Er is een koan uit de Denkoroku, ‘De Transmissie van het Licht’, een voor ons verstand
onoplosbare kwestie, die voorafgaat aan al onze bespiegelingen van onze weg als proces.
Enerzijds drukt de koan de onvermijdelijkheid uit van elke fase waarin mijn proces belandt en de
onwrikbaarheid van de opeenvolging van fases. Anderzijds drukt de koan uit dat iets in dit
proces zijn gang gaat en zich in elke fase vrijelijk manifesteert – en ik ben het niet!
Hierbij ter inleiding van alle reflecties op onze weg de koan: ‘De vierendertigste Patriarch was
Grote Meester Qingyuan Xingsi. Hij oefende in de gemeenschap van Caoxi (van de Zesde
Patriarch Huineng). Hij vroeg de Patriach: ‘Wat kan ik doen om niet in een fase te belanden?’
De Patriarch vroeg: ‘Wat heb je tot dusverre gedaan?’ De Meester antwoordde: ‘Ik heb nog
geeneens de Heilige Waarheden geprobeerd.’ De Patriarch vroeg: ‘In welke fase zul je
eindigen?’ De Meester zei: ‘Als ik nog geeneens de Heilige Waarheden heb geprobeerd, welke
fase kan er dan zijn?’ De Partiarch was zeer onder de indruk van zijn vermogen.’ (Keizan Zenji,
Denkoroku, kwestie 35 Qingyuan Xingsi (660 – 740))
Bodhicitta, het begin dat geen begin is
Er is een fantastische metafoor voor jouw weg als proces en ook voor het begin van jouw weg,
dat in boeddhistische termen bodhicitta wordt genoemd, ‘het verlangen om te ontwaken’.
Bodhicitta is een belangrijk begrip binnen het boeddhisme, zelfs belangrijker dan het begrip
sambodhi, ‘ontwaken’. Bodhicitta is immers hetgeen waar het allemaal mee begint en zonder
bodhicitta is er geen weg. Mijn weg, jouw weg begint met dit verlangen, deze urgentie, de juist
dat wordt prachtig uitgedrukt in de metafoor van de drie wijzen uit het Oosten die de ster volgen
in de woorden van de grote twintigste eeuwse dichter T.S. Eliot:
Journey of the Magi (begin)
Een barre tocht was het wel
Net de slechtste tijd van het jaar
Voor een reis, en zo’n verre reis:
De wegen zompig, het weer gemeen,
Het hartje van de winter.
En de kamelen, ontveld, met zere hoeven, weerspannig,
Gingen liggen in de smeltende sneeuw.
Spijt bekroop ons soms als we dachten
Aan de zomerpaleizen op de hoogten, de terrassen,
En de zijden meisjes die sorbets brachten.
Dan had je het vloeken en morren van de drijvers,
Die de benen namen, hun drank en vrouwen eisten,
En de nachtvuren die uitgingen, het gebrek aan dekking,
En de steden vijandig en de stadjes onvriendelijk
En de dorpen smerig en veel te duur:
Een barre tijd was het wel.
Ten slotte reden we liever de hele nacht door,
Slapend bij rukken,
Met de zingende stemmen in onze oren die zeiden:
Dit is allemaal dwaasheid.’
(Vertaling uit het Engels van Bert Voeten)
De drie koningen volgen een intuïtie. Ze volgen een ster. Maar hoe weten ze dat deze, van al
die sterren, de ster is die ze moeten volgen? En waarom volgen ze deze ster? Waar leidt deze
ster ze heen? Ze hebben er ideeën over, maar niemand kan ze verzekeren dat daar ook maar
iets van uitkomt. En dan gaan ze een reis aan, de reis van hun leven, die lang duurt, taai is en
vol ongemak. Waarom toch? Wat bezielt ze? Waarvoor zouden ze dit allemaal doen? En toch
doen ze het. En toch doe ik het. Ik weet niet waarom, ik weet niet waarvoor, maar ik volg die
ster omdat iets in me zegt dat dit het allerbelangrijkste is om te doen in mijn leven. Garanties
heb ik niet, antwoorden evenmin, het wordt er ook niet veel gemakkelijker op, maar het volgen
van die ster, zonder te weten waar hij mij toe leidt en of het wel de juiste ster is, is het enige dat
me te doen staat in dit leven. En dat is het enige dat ik weet.
Er moet een herkenning zijn opdat jij juist deze ster volgt en niet die andere, die een ander
volgt. Alleen een boeddha zoekt een boeddha, omdat alleen een boeddha een boeddha
herkent. Zo volgt de ster de ster door en in jou. En dit is eigenlijk al begonnen nog voordat jij je
realiseerde dat je juist deze ster te volgen had. We beginnen niet met de weg als een proces.
De weg begint met ons. Elke stap die we zetten, is een stap die de weg op de weg zet. Het zelf
zoekt zichzelf in en door mij, Weg is een werkwoord, maar ik doe niet zoveel, behalve faciliteren
en tegenwerken. De weg werkt.
Via de leraar
Als het zelf in en door mij heen zichzelf zoekt, heb ik dan een leraar of lerares nodig of heb ik
voldoende aan mijn eigen innerlijke leiding?
Voor mij was het evident dat ik een leraar nodig had. Ik had een leraar nodig om me om mijn
eigen hoek te laten kijken; dat is iets dat ik niet zelf kan. Mijn leraar Genpo Roshi en ik deelden
ogenschijnlijk weinig met elkaar. Ik ben een intellectueel, breed belezen, met een levendige
belangstelling voor de beeldende kunsten en een voorliefde voor filmhuis films. Genpo is een
sportman, die ooit als waterpolospeler van het Amerikaanse team goud op de Olympische
Spelen in Mexico had gewonnen. Een zeer fysieke man, die The Karate Kid tot zijn favoriete
films rekent. Waren we elkaar in de kroeg tegengekomen, dan hadden we elkaar niet
opgemerkt, zo zeer verschillen onze interesses, maar op het geestelijke pad vonden we elkaar
alsof het zo had moeten zijn. Een ster volgt een ster in en door mij heen. Ik had al van
verschillende leraren begeleiding gehad, maar bij Genpo had ik onmiddellijk het gevoel dat
precies hij de juiste persoon is om mijn sterke geesteskracht om te buigen en mijn
welbespraakte lippen tot zwijgen te brengen.
In relatie tot mijn leraar Genpo Roshi, maar ook in relatie tot mijn eigen leerlingen, kan ik vijf
punten formuleren die voor mij een bevestigend antwoord zijn op de hierboven gestelde vraag.
Ten eerste, de leraar of lerares leeft jouw weg als proces voor. Hij herkent de fases waarin je
belandt, staat naast je en ziet je in jouw proces, worstelend, peinzend, wanhopig, euforisch,
twijfelend, totaal verloren. Mijn leraar Genpo had voor alle begeleiders die hij opleidde een klaar
en duidelijk advies: ‘Je kunt niet geven of delen wat je niet hebt ontvangen.’ Een leraar of
lerares kan je niet bijstaan in een fase die hij of zij nooit heeft doorgemaakt. Dit voel je als
leerling: wat je terugkrijgt is niet doorleefd, het is bedacht. Dit is een van de redenen waarom de
weg samen met een leraar of lerares plotsklaps kan ophouden. De leraar of lerares reikt niet tot
waar jij reikt. Het plafond is bereikt, je moet gaan zoeken naar een andere leraar of lerares om
jezelf verder te kunnen verdiepen. Dat de leraar je voorgaat op jouw weg als proces, door al die verschillende fasen heen, geeft je vertrouwen. Het is OK om hier te verblijven, ook al is het
geenszins prettig. Het is OK om hier binnen te gaan, ook al is het vreeswekkend. Het is OK om
los te laten, al zegt alles in je om dit niet te doen. Dit vertrouwen leeft de leraar voor.
Ten tweede, de leraar resoneert met jou. Hij of zij is de pijp waardoorheen jouw leven stroomt.
Jouw situatie is de situatie waarin de leraar zich beweegt, zeer intiem; hij verkent de ruimte
waarin jij je bevindt, hij houdt de verschillende objecten in zijn handen, ruikt eraan, kijkt ernaar
en geeft je terug wat hij ziet, hoort, voelt en denkt. Zo is hij op de meest nabije wijze met je en
geeft je jezelf in deze situatie aan jezelf terug. Je begint je door wat de leraar je teruggeeft
vragen stellen en zaken te realiseren over jezelf. Je herinnert je jezelf in wat je in deze
levenssituatie doet en bent. Je kijkt jezelf in de spiegel die de leraar of lerares is in de ogen en
je ziet jezelf in elke situatie weer op een andere manier. Zo ontstaat het caleidoscopische beeld
van het zelf, de reflectie en herinnering van jezelf.
Ten derde, de leraar bekrachtigt je. Hij ziet je voor wie en wat je bent en geeft dit aan je terug:
zo is het. Het wonderlijke is, dat wij onszelf niet kunnen aannemen voor wie we zijn. Hier
hebben we een ander voor nodig. Iemand die tegen ons zegt: ‘Kijk, dit ben jij. Dit is van jou. Dit
is behoort wezenlijk tot jou. Neem het aan, jij bent het zelf.’ Zo leren we stukje bij beetje onszelf
te belichamen voor wie we werkelijk zijn en wordt uiteindelijk, via de leraar, ons leven
bekrachtigt zoals het is. Pas dan zijn we werkelijk vrij om ons leven te leven. Zo is het. Niet
anders.
Ten vierde, de relatie tussen leraar en leerling is het proces van de leerling zelf, jouw weg als
proces, waarin je weerstanden, angsten, patronen, voorwaarden, waarden, zienswijzen, twijfels
en blinde vlekken in het licht komen en meer en meer worden gerealiseerd en aangenomen. In
het proces tussen leraar en leerling wordt dat wat de leerling tussen hem en zichzelf inzet
helderder en minder weerbarstig, en kan langzaam maar zeker een intimiteit groeien, die leraar
en leerling meer en meer laat samenvallen tot een levende aanwezigheid. Iets gaat zijn gang.
Iets dat niet in welke fase dan ook kan belanden en zich in elke fase manifesteert. Zo wordt het
zelf in al zijn aspecten, in heel zijn conditionering, maar ook in zijn intimiteit, zijn onbepaaldheid
en onbeperktheid meer en meer zichtbaar, herinnerd en belichaamd. Via de leraar volgt de
leerling het proces van weerstand en verzet naar intimiteit en resoneren tot hij tenslotte
tezamen met de leraar meebeweegt op de Ene die alles in zich draagt en draagt, van de ene
kant naar de andere en van voren naar achteren.
Tenslotte en misschien wel het aller belangrijkste, de leraar of lerares ziet je. Hij is je getuige, in
alle fasen die je doormaakt. Hij is misschien wel de enige die je ooit ziet voor wie je bent, in al je
aspecten en facetten, ook die, welke je liever in de schaduw laat. ‘Bearing witness’, het motto
van mijn spirituele oom Bernie Glassman Roshi, is misschien wel het meest wezenlijke in de
leraar leerling verhouding. Via de leraar, keer je terug bij jezelf, om jezelf helemaal aan te
nemen voor wie je bent. Het zelf zoekt zichzelf in en door mij, maar via de leraar. Hij is de
spiegel waarin ik mezelf zie. Hij is de getuige die mij mezelf laat aannemen. Zonder een ander
mens gaat dat niet. Of zoals Christopher Supertramp, die zwervend op zoek ging naar vrijheid
en geluk en eenzaam kwam vast te zitten in zijn Magic Bus op de ijsvlakten van Alaska, voordat
hij overleed in zijn dagboek als zijn laatste woorden noteerde: ‘Happiness is only possible when
it is shared’. (Zie ook de film Into the Wild van Sean Penn, een monumentale film over jouw weg
als proces met genoemde zin als slotakkoord.)
De kunst van het falen
Ik kan me niet realiseren wie ik werkelijk ben, zolang het ego nog zaken tussen mij en mezelf in
plaatst. Dit kunnen mentale hindernissen zijn, zoals ideeën, waarden, geloofsovertuigingen,
oordelen en voorwaarden. Dit kunnen ook conatieve obstakels zijn, in feite elk project dat ik op
mijn weg tracht te verwezenlijken en elke onderneming die ik van de grond probeer te krijgen. Ik
zal alles waarop ik inzet los moeten laten om dichter bij mezelf te komen en mijn leven
daadwerkelijk aan te nemen zoals het is.
Een zen meester zei eens: ‘Mijn weg gaat van mislukking tot mislukking.’ Gelukkig zijn er
momenten op mijn weg als proces waarop het totale failliet van mijn onderneming zich aftekent
en mijn inzet radicaal faalt. Voor ons geestelijk pad zouden we ons de woorden van de grote
Ierse toneelschrijver Samuel Beckett voor ogen kunnen houden: ‘Fail. Fail again. Fail better.’
Want ons geestelijk pad gaat geenszins over slagen in welke zin dan ook. We worden er niet
rustiger van, we worden niet meester over onze eigen geest opdat we kunnen denken wat we
willen denken, we raken niet minder gestrest, worden geen beter mens en bereiken ook geen
verlichting in de zin van een alomvattend weten. Sterker nog, het hoogste stadium van
verlichting volgens de zen traditie zelf, is de Daikensho, de ‘Grote Verlichting’ en deze wordt
doorgaans gedefinieerd als de ‘Grote Teleurstelling’.
Fases die noodzakelijk zijn om mijn eigen onderneming en inzet te laten mislukken zijn in drie
categorieën te onderscheiden, namelijk mentaal, conatief en spiritueel.
Op mentaal niveau kennen we de Grote Twijfel, die op spirituele wegen ook wel de ‘Donkere
Nacht’ genoemd wordt. Mij viel deze fase me toe toen ik voor een half jaar lang in het klooster
van mijn leraar Genpo Roshi in Bar Harbor in de staat Maine (VS) verbleef. Ik ging daarheen
met het voornemen niet weg te gaan voordat ik een antwoord had gekregen op mijn vraag ‘Wat
is dit leven?’ Ik schreef mijn inzichten die tijdens de lange meditatiesessies opkwamen op in een
schrift en nam deze inzichten vervolgens als uitgangspunt voor een verdere verdieping mee
tijdens mijn uren zazen. Na vijf maanden lang van 5.00 tot 21.30 uur daags mediteren, hield ik
slechts een woord in mijn schrift over als antwoord op mijn prangende kwestie: ‘Activiteit’.
Ik ging zitten met dat woord. Ik vroeg mezelf af: ‘Activiteit. Wat is dat eigenlijk? Wat is dat nu
concreet?’ Op deze vraag kwam geen antwoord en ik begon langzaam te twijfelen aan mijn
eigen capaciteit om te weten wat dit leven werkelijk is. Met deze twijfel ging ik naar mijn leraar
Genpo Roshi en hij vroeg: ‘Wat denk je dat Shakyamuni Boeddha heeft gezien?’ Ik zei dat de
Boeddha een diepgaand inzicht had verkregen in wat dit leven werkelijk is. Mijn leraar vroeg
daarop: ‘Was jij daarbij?’ Ik ontkende vanzelfsprekend. ‘Hoe weet je dat dan zo zeker?’, besloot
mijn leraar ons gesprek. Hierdoor ging ik meer twijfelen aan mijn eigen capaciteiten om mijn
vraag tot een helder antwoord te brengen. In een volgend gesprek vroeg Roshi wat mijn grote
voorbeeld Zen Meester Dogen nu eigenlijk had gezien. Ik moest hakkelend erkennen dat ik dit
ook niet wist. Toen hij bij een derde gesprek vroeg: ‘Denk je dat ik iets heb gezien op basis
waarvan ik weet wat dit leven is?’ ging bij mij de twijfel over in Grote Twijfel. Alles werd donker
om me heen. Datgene dat zin gaf aan mijn leven, de verwachting ooit te weten wat dit leven ten
diepste is, deze inzet die me vanaf mijn vijftiende dreef, viel volkomen uitelkaar. Wat een lichte,
hoopvolle wereld was met een schittering aan de einder, werd een donkere, kille, sterloze nacht.
Ik wist niets meer. Ik wist niet wat dit leven, mijn leven is en ik wist niet of ik daar wel ooit achter
zou kunnen komen. Ik wist niet of dit tot mijn menselijke vermogen behoort, noch of het
boeddhistische pad tot een inzicht leidt in mijn ware natuur. Ik had volkomen gefaald. Alles
waarop ik jarenlang had ingezet, de reden van mijn studie filosofie en de reden waarom ik
überhaupt op het spirituele pad was geraakt, was volledig ondermijnd. Er was geen kader meer,
geen lichtpunt, geen weg, geen bereiken en geen niet bereiken.
Op een conatief niveau vond mijn volkomen teloorgang zo’n vijftien jaar later plaats, op een vrije
dag tussen twee retraites op Ameland in. Ik had inmiddels een positie binnen de internationale
gemeenschap opgebouwd als pleitbezorger en voorganger van de leken beoefening. Genpo
had speciaal voor mij een verdiepende initiatie gelijkwaardig aan de monnikswijding gecreëerd,
de zogenaamde ‘Life vows’. Ik was de eerste die ze ontving en er zouden na mij nog velen
volgen. Ik weigerde mijn hechting aan maatschappij en gezin op te geven omdat ik daarvoor STOND. Ik wist me als filosoof verantwoordelijk voor de samenleving en als prille vader en echtgenoot verantwoordelijk voor mijn gezin. Als Genpo mij zou vragen alles onvoorwaardelijk
los te laten, zou er voor mij een voorwaarde overeind blijven staan: mijn bewuste keuze voor
een beoefening binnen de samenleving en mijn gezin. Ik had die keuze gemaakt in het klooster
in Bar Harbor en had mijn gehele beoefening hierop serieus afgestemd, sterker nog, ik had er
drie boeken over geschreven!
Op de vrije dag vond er in Genpo’s huisje onder de vuurtoren van Ameland een levendige
discussie plaats over de vraag of leken boeddhisten ook priester konden zijn. Genpo’s eerste
opvolger, de Française Genno Roshi werkte in Parijs met leken priesters. Volgens Genpo kan
dat niet: je moet jezelf onvoorwaardelijk met de traditie verbinden om de traditie te
vertegenwoordigen in de gedaante van een priester. En onvoorwaardelijke verbinding betekent
monnikswijding. De discussie duurde de gehele dag en toen ik ‘s avonds met de soep
binnenkwam, vroeg Genpo Roshi me: ‘En hoe zit het me jou?’ Ik zei: ‘Ik ben het helemaal met je
eens, Roshi.’ Hij vroeg me: ‘Waarom neem je dan niet de volgende stap?’ Ik aarzelde en zei:
‘Maar je weet toch waar ik sta, Roshi? Ik kan een onvoorwaardelijke overgave wel veinzen,
maar het zou nooit een volwaardige overgave zijn.’ Toen vroeg Roshi me: ‘Vertrouw je me?’
Hier legde hij de bijl aan de stam van mijn voorwaarde. Ik was vijftien jaar lang zijn vaste
assistent, we deelden alles met elkaar, hoe kon ik hem NIET vertrouwen? ‘Natuurlijk vertrouw ik
je’, antwoordde ik. ‘Wat is dan je probleem?’, vroeg Genpo. En daarmee was mijn gehele project
van lekenbeoefening ter zielen gegaan. Ik had geen poot meer om op te staan. De bodem viel
onder mijn voeten weg en ik geraakte in een vrije val. Ik had het gevoel alsof ik dood ging. Dit
was het einde van mijn inzet op conatief niveau. Het jaar daarop werd ik tot monnik gewijd, tot
ontsteltenis van een groot deel van de leken gemeenschap.
Het is vanzelfsprekend dat hetgeen ik tussen mij en mezelf plaats moet wijken als ik mezelf wil
realiseren voor wie ik ben. De ster volgt de ster in en door me heen en dit betekent dat de
tekens die ik zelf aan het firmament heb toegeschreven een voor een dienen te worden
uitgewist. Als ik me niet tegen van alles en nog wat had verzet en me geen voorwaarden in het
hoofd had gehaald die op zijn zachts gezegd voorbarig waren, dan was ik stante pede
samengevallen met mezelf en had ik mijn leven aangenomen zoals het is.
Mijn laatste voorwaarde had te maken met de hoedanigheid van de zen meester. Ik stelde me
bij een meester toch iets anders voor dan een doodgewoon mens met zijn eigenaardigheden.
Immers, hij is een ‘meester’. Hij staat boven het gedoe. Hij is volmaakt vrij. Hij is glashelder. Hij
is volledig in controle. Toen Genpo mij een paar jaar geleden het laatste zegel van verlichting,
Inka, gaf, en ik me daardoor ‘zen meester’ (Roshi) mocht noemen, voelde ik een dag later toch
een grote teleurstelling. Want, wat was er nu veranderd?
De vruchten van het niet-doen
De woestijngang, of een soortgelijke metafoor, komen we tegen in veel mystieke en non-duale
tradities. Dit zinnebeeld slaat op een fase op jouw weg als proces waarin alles dor en droog is,
er is geen schaduw en geen zuchtje wind, slechts een brandende zon en een verzengende
hitte. Je kunt niet voor- of achteruit, er is geen doorkomen aan in dit mulle, hete zand. Werkt
twijfel op een mentaal niveau op onze voorwaarden in en een radicaal falen op een conatief
niveau, deze totale verzanding in stilstand werkt op een energetisch niveau op wat ik tussen mij
en mezelf inzet.
Totale stilstand kent vele verschijningsvormen. Toen Genpo zijn retraite op Ameland tot een
louter stilte retraite maakte, zonder begeleidingsgesprekken en zonder onderricht, maar dertig
dagen uitsluitend mediteren in stilte, begon ik de eerste drie avondsessies van die retraite
breeduit zittend met grote kracht in mijn onderbuik, zoals ik dat gewend was. ‘s Avonds bij de
soep in Genpo’s huisje onder de vuurtoren, zei hij volkomen onverwacht tegen me: ‘Je doet te
veel.’ Ik was volkomen verrast. ‘Ik doe te veel?’, mompelde ik. ‘Ja’, zei Genpo, ‘Je doet te veel.
Je zou minder moeten doen.’ Ik was verbijsterd en ook ontzettend geïrriteerd. Ik dacht: oké, als
jij vindt dat ik te veel doe, dan kun je het krijgen ook! Dan doe ik helemaal niets meer! Dan zit ik
niet meer vanuit mijn boek en die rechte rug zal me ook worst zijn, dan ga ik lekker zitten slapen
tot ik erbij omval.
De eerste zitperiode op de volgende ochtend om vijf uur, deed ik helemaal niets meer en vanaf
dat moment begon een alles verzengende verveling. Dertig dagen lang verveelde ik me
helemaal te pletter. Ik ging dood van verveling. De meditatiesessies waren eindeloos en niet om
doorheen te komen, ik ging helemaal stuk. Toen ik een week later, terug uit Ameland, weer met
mijn maandagavond groep in het zen centrum van Amsterdam zat, wist ik plotsklaps wat het is:
shikan taza. Alleen maar zitten. Het is precies wat het is. Eenvoudig weg aanwezig zijn, zonder
ook maar iets te doen of iets te laten, precies zo. Het was een hoogst wonderlijke realisatie.
Wat werkte er in die dertig dagen op Ameland, toen ik letterlijk niets meer deed en stuk ging van
verveling? Wat bracht me tot deze beoefening van alleen-maar zitten? Wat was dat? ‘Ik heb de
Heilige Waarheden nog geenszins geprobeerd’, zei leerling Qingyuan Xingsi in de
vijfendertigste casus van de Denkoroku. Wie is die ‘ik’? Wat beweegt zich van fase tot fase?
Een ander verhaal van totale stilstand heb ik met enkele studenten van me meegemaakt. Zij
kwamen op een gegeven moment helemaal vast te zitten. Ze hadden al het een en ander
gezien, ze hadden al heel wat op hun weg gedaan, maar het had ze niet verder gebracht dan
waar ze waren en er kwam niets meer op hen toe. Ze wisten niet waarom ze nog voortgingen
op hun weg en ze wisten niet waarom ze ermee zouden stoppen. Ze wilden niets meer,
verwachtten niets meer, ze konden niet meer voor- of achteruit. Ik heb met ze op een terras in
het zonnetje gezeten op de eerste lentedagen, met een glaasje koud bier en warme bitterballen,
maar het maakte niets uit, ze werden er niet warm of koud van. En toch ging iets in die stilstand
zijn gang, er werd op miraculeuze wijze iets vlot getrokken en de leerlingen bevonden zich een
periode later in een volstrekt andere, vrijere en rijpere situatie. Wat was daar aan het werk? Wat
werkte door hen heen, terwijl ogenschijnlijk alles tot stilstand leek te zijn gekomen?
Als we het Grote Mysterie ergens op het spoor kunnen komen, dan is het wel in deze fasen van
stilstand, wanneer ik niets meer doe en er iets ontegenzeggelijk zijn gang gaat. Hier volgt de
ster de ster en hier zoekt het zelf het zelf door zichzelf. Boeddha zoekt Boeddha. Boeddha ziet
Boeddha.
Doorkijkjes op jouw weg
Jouw weg is een proces van rijpen en slijpen. Het slijten, slijpen en schuren van jouw inzet op
jouw weg is noodzakelijk om dichterbij jezelf te komen, jezelf te realiseren wie je bent en jouw
leven aan te nemen zoals het is. Dit slijten valt je toe in de vorm van twijfel, het falen van jouw
onderneming en in perioden van stilstand. Het rijpen is eveneens noodzakelijk, het verdiept
jouw zelfreflectie en wordt je gegeven in glimpen, inzichten, doorkijkjes, of in het Japans:
kensho.
Kensho is het eerste niveau van verlichting volgens de Japanse zen traditie. Met deze eerste
glimp gaat een lichtje aan in een donkere kamer en voor een duistere ruimte is dat een wereld
van verschil. Kensho is een glimp van de werkelijkheid zoals ze is. Die glimp heeft voor elke
individu een unieke vorm, afhankelijk van de voorgeschiedenis en de inzet, het karakter en het
temperament van de beoefenaar. Voor elke individu geldt echter dat wat je ervaart, het enige is
dat ECHT is, meer reëel dan alles wat tot op dat moment is ervaren. Dit is echt! Tot slot is de
doorkijk een non-duale ervaring: het zelf is wat het ervaart. Alles valt samen in deze ene
activiteit, op deze plek, in dit moment. Zo ervoer Shakyamuni Boeddha in de vroege ochtend
van de zevende nacht onder de oude ficusboom aan de oever van de Nairanjana rivier, toen de
ochtendster juist boven de horizon verscheen, dat hij Venus zelf was. Zo ervoer een leerling van
mij, toen ze als jonge studente voor het eerst in Afrika reisde en daar, in Mozambique, een bus
betrad, dat zij de bus zelf was, en de mensen in de bus, de kippen en de geiten die in die bus
rondliepen en de straat waarin de bus reed, de mensen langs de kanten, de huizen, de karren,
het zwerfvuil, de verkopers en hun waar. Zij was al die dingen. Zo ervoer mijn leraar, dat hij de
berg was waarop hij zat en het landschap waarover hij uitkeek: de berg zag de berg. En zo
ervoer ik, in de kapel van de Tiltenberg te Vogelenzang, dat toen de regen tijdens een avond
meditatiesessie begon te vallen, ik het dak van de kapel was waarop de druppels vielen, dat ik
de druppels was die op dit dak vielen en dat ik alle studenten was die in de kapel zaten. Dit was
geen hallucinatie. Het was een fysieke ervaring, waarin mijn huid de muren en pannen van de
kapel was EN de druppels die op de pannen vielen. Het is een krankzinnige ervaring, maar
levensecht en tegelijkertijd heel normaal, alsof het nooit anders dan zo geweest is.
Hoe kan dat? Als ik blijf bij wat ik hoor en zie en voel, voordat de woorden komen en voor de
reflectie van mijn bewustzijn, dan ervaar ik wat ik hoor en zie en voel precies zoals het is, echt,
levendig, me het dichtst nabij, maar volkomen ongrijpbaar, niet te bepalen en onzegbaar. Als
hierop de tweede beweging van mijn bewustzijn volgt, dan wordt dat wat ik hoor en zie en voel
op een afstand van mezelf geplaatst, ‘buiten’ mezelf zogezegd en er wordt een ervarende
instantie tegenover gezet. Vervolgens gaat hier nog een beweging van het bewustzijn overheen,
waarin dat wat ik zie, hoor of voel met een aanduiding wordt geïdentificeerd: ‘regen’, of
‘bladeren’. Vervolgens wordt deze aanduiding ‘gesolidificeerd’, er ontstaat een solide object
tegenover een solide subject. Daarna wordt het object ingekleurd door voor- en afkeur,
oordelen, zienswijzen, waarden, et cetera. Aldus ontstaat de wereld waarin we gewoon zijn te
leven, als een op zichzelf staand subject te midden van op zichzelf staande objecten. De regen
valt op het dak en heeft niets met mij te maken. Maar wanneer ik terugkeer naar het allereerste
moment van deze ervaring, naar het voor-woordelijke en pre-reflectieve, dan ben ik zelf de
regen die op mijzelf als dak valt, dan is alles met alles verbonden en staat niets op zichzelf. Er
is dan slechts de Ene die deze woorden leest, die als de regen op het dak valt en als het dak de
regen opvangt; dan is er alleen maar DIT.
Dit is wat zich toont in kensho, de doorkijkjes op jouw weg. Het is allerminst zweverig,
integendeel, het is het enige dat werkelijk is, het zit op mijn huid en resoneert in elke porie. En
het is me ten zeerste vertrouwd: vanzelfsprekend verschijnt niets buiten mijn aanwezigheid, hoe
zou dat ooit kunnen?
Toch is zo’n doorkijkje op zijn minst indrukwekkend vanwege zijn directheid en omdat het de
wereld die ik gewoon ben te ervaren op zijn kop zet. Het is vanuit het perspectief dat ik gewend
ben zo’n unieke en buitengewone ervaring, dat ik haar nog wel eens zou willen hebben. Zo
relateer ik elke non-duale ervaring daarna aan dit ene unieke doorkijkje en mis daarmee de
volgende ervaringen volkomen. Het beste zou ik deze indrukwekkende ervaring meteen
vergeten, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. ‘Heb je gegeten?’, vroeg de grote
Chinese meester Zhaozhou aan zijn leerlingen die kensho hadden ervaren. ‘Ja? Was dan je
kommen!’ En laat je niet verleiden door het ego dat claimt de ervaring te hebben verkregen en
dat te pas en te onpas meent ‘verlicht te zijn’. Jouw weg is een proces van rijpen en slijpen en
ook onze doorkijkjes moeten gaandeweg slijten om nieuwe doorkijkjes mogelijk te maken.
Jouw weg is overgave
Vanaf het volgen van de ster is jouw weg een weg van overgave: je laat je leiden door iets dat jij
niet bent. Er is geen enkele garantie en geen enkele gegronde reden en toch ga je jouw weg, of
beter, iets gaat zijn weg in en door jou. Dit vooronderstelt overgave, maar het is weinig bewust.
In processen van twijfel, falen en stilstand vindt overgave ook vaak op een onbewuste wijze
plaats. In het proces breekt totaal onverwacht en buiten het bereik van mijn vermogen iets af.
Dit is overgave aan iets anders dan ik.
Wanneer overgave een meer bewust proces wordt, dan is het een van de fasen op jouw weg.
Zowel de intentie om jezelf aan iets of iemand over te geven, als het spanningsveld dat deze
oproept is bewust. Dit bewustzijn van het proces van overgave roept drie vragen op: waarom is
overgave onvermijdelijk op jouw weg? Waarom is overgave zo moeilijk te volbrengen? En wat is
het kader waarbinnen ik overgave als een bewust proces het beste kan beoefenen?
Als Qingyuan Xingsi in kwestie 35 van de Denkoroku zegt ‘Ik heb nog geeneens de Heilige
Waarheden geprobeerd’, dan spreekt hij niet vanuit het ik zelf, maar dan spreekt hier iets
anders dan ik. Dit is de Ene die nu deze woorden leest, die kijkt met de ogen, hoort met de
oren, spreekt met de mond en grijpt met de handen. Dit is het enige dat werkzaam is, de rest is
erbij bedacht. Het ik echter eigent zich al deze activiteiten toe: het is het ik dat denkt, het ik dat
ademt, het ik dat ziet en het ik dat hoort, zo denkt het ik. In feite gaat hier iets geheel anders zijn
gang, maar van dit andere word ik me pas bewust, wanneer het ik de greep op mijn leven
loslaat en het gewoon even uit de weg gaat! Wat ik tussen mij en mezelf in plaats, wordt voor
even losgelaten. Dit is onvermijdelijk als ik wil zien wie ik werkelijk ben.
Het klinkt gemakkelijk, ‘we laten voor even los’, maar het is feitelijk onmogelijk. Ik kan mijn ik
niet loslaten. Ik kan mezelf niet overgeven. Dit zou immers een daad van het ik zelf zijn. Dus
valt overgave me toe, zoals door metaalmoeheid een brug afbreekt, totaal onverwacht,
volkomen ongepland en volstrekt ongewild.
Waaraan kan ik me overgeven in een kader waarin overgave een bewust proces wordt, dus met
de bewuste intentie mezelf over te geven en het bewuste spanningsveld dat hiervan het gevolg
is? Ik kan me overgeven aan de Boeddha, of aan God, aan het moment, of aan ‘Het Leven’.
Maar eigenlijk is dit te vrijblijvend, omdat ik hierin, als het er echt op aan komt, nog teveel zelf
kan bepalen en teveel over mezelf beschik.
Een van de kaders waarin ik een serieus proces van overgave binnenga is zit meditatie, met
name shikan taza, ‘alleen maar zitten’. Het eerste gedeelte van de meditatie wordt nog geheel
door het ik bepaald: mijn bekken kantelen, kracht in mijn onderbuik, naar de onderbuik toe
ademen, mijn rug rechthouden, mijn ellebogen naar voren houden, mijn kin ingetrokken houden.
Op een gegeven moment echter begint geheel buiten mezelf om iets volstrekt anders te werken
dat het ik. Niet ik zit dan, maar het zitten zit. Ik vergeet mezelf in een bewust proces van
loslaten, terwijl ik dat niet doe. Iets gaan zijn gang en precies dat is de realisatie.
Een zelfde bewust proces van loslaten doet zich voor in mijn worsteling met ziekte en verlies. Er
is een bewuste intentie om mijn greep los te laten en aan te nemen wat is en er ontstaat een
bewust spanningsveld rond deze intentie. Dit spanningsveld is te vergelijken met het smeden
van een Samoerai zwaard: dat gaat in het vuur, om vervolgens in het ijs te gaan en daarna weer
in het vuur en dan weer in het ijs. Op een gegeven moment breekt mijn weerstand en laat ik los,
geheel buiten mezelf om. Dan draagt iets anders dan ik, iets dat nog niet eens aan de Eerste
Edele Waarheid van het lijden is toegekomen…
Een ander bewust proces van overgave vinden we in de vriendschaps- en liefdesrelatie. Ook hier is het bewuste voornemen om los te laten en mezelf over te geven aan de ander het beginpunt van het proces. Zo ontstaat een spel van loslaten en vasthouden, mezelf laten gaan en mezelf terugtrekken, twee stappen naar de vriend toe en een stap terug naar mijn veilige ruimte en deze dans net zo lang, totdat beide vrienden of minnaars zich laten dragen in de tussenruimte tussen de twee vrienden in: de intimiteit beweegt ze op en neer en van de ene kant naar de andere. Ook hier word je gedragen door de Ene die deze woorden leest, die fronst met jouw wenkbrauwen en knippers met jouw ogen. Iets gaat zijn gang en ik ben het niet.
Het proces van overgave aan de leraar of lerares is misschien wel het kader waarin overgave in
het meest volle bewustzijn kan worden beoefend. Immers, de leraar of lerares kan de overgave
op de spits drijven, zodat de leerling eenvoudigweg niet meer kan ontsnappen aan het
spanningsveld dat dan ontstaat, noch aan de uitkomst daarvan. Overgave aan de leraar of
lerares is op zichzelf al ‘een dingetje’. Immers, aan wie geef je je eigenlijk over? Heeft hij of zij
wel het beste met jou voor en wat staat je te wachten als je jezelf overgeeft? Is de leraar wel
competent en te vertrouwen? Het proces van overgave wordt pas echt spannend, wanneer de
leraar en de leerling samen op een kernvoorwaarde van de leerling stuiten, bijvoorbeeld: je mag
alles van me hebben en ik ben bereid om alles los te laten, behalve MIJN TIJD. Immers, mijn
tijd is mijn leven. En laat de leraar nu juist dit op scherp zetten: ‘Ik wil dat je op mijn retraite
verschijnt en dat je niet nog eens je familie in Nieuw-Zeeland gaat opzoeken in de periode
waarin mijn retraite is!’ Hier begint een strijd op leven en dood rond het loslaten van de
kernvoorwaarde en het kan serieus buigen of barsten, de relatie tussen leraar en leerling staat
echt op scherp. Als de overgave daadwerkelijk plaatsvindt, dan krijgt de leerling voor het eerst
in vol bewustzijn zijn leven terug, precies zoals het is.
Ook hier geldt weer, je realiseert je wie je bent en je neemt je leven aan zoals het is, via de
ander, je vriend, je geliefde, je kinderen niet te vergeten, of je leraar of lerares. De ander geeft
mij aan mezelf terug, zodat ik voor het eerst in mijn leven, in vol bewustzijn, mijn leven kan
ontvangen. Pas dan ben ik waarachtig geboren!
Het verblijf op de top is een val naar beneden
Gedurende jouw weg als proces raak je geleidelijk aan vertrouwd met de beweging die je
terugvoert naar je bron, je thuis, waar alles precies is zoals het is, waar alles samenkomt in jou
en samenvalt met jouw aanwezigheid. Deze beweging terug naar je lijf komt in de loop van je beoefening vaker voor en gaat steeds meer als vanzelf. Je leeft daarmee meer vanuit het pre-
reflectieve en het voor-woordelijke, raakt minder verstrikt in gedachten constructies en emotionele bevangenheid en je ervaart de wereld op een directere, intiemere en open wijze.
Wanneer het meer gangbaar is om vanuit dit perspectief van open aanwezigheid te leven, dan
wordt dat in de zen traditie satori genoemd, ‘leven vanuit de staat van verlichting’ ook wel ‘het
verblijf op de top van de berg genoemd. Dit is het derde niveau van verlichting.
Op deze top van de berg is het uitzicht lucide helder. Je kunt hier eindeloos ver kijken en je hebt
de eeuwigheid om in te verwijlen, letterlijk, alles is onbeperkt open, onbepaald en precies zoals
het is en hier gebeurt helemaal niets. Er is geen situatie, geen oorzaak, geen invloed van
handelen of denken, geen karma. Je kunt doen wat je wilt. Het maakt niet uit. Je bent volkomen
vrij op de top van de berg, klaar wakker en alles valt hier en nu samen met jou.
Deze toestand van gereedheid van geest, waarin het niet uitmaakt wat je doet, alles OK is en je
volmaakt vrij bent, is gemakkelijker vol te houden in een klooster of geloofsgemeenschap, waar
het dagelijkse leven helemaal draait om jouw religieuze beoefening. In het dagelijks bestaan in de samenleving, met een baan, een gezin en maatschappelijke verantwoordelijkheden is het
een stuk lastiger om te leven vanuit een open en onverstoorbare aanwezigheid; je voegt je
immers telkens weer in de diepe sporen der conventie.
De fase van het verblijven op de top van de berg, in de vrije, onbepaalde ruimte, met een lucide
helderheid, wordt ook wel het ‘vastzitten in het absolute’ genoemd. Immers, ALLES is open en
onbepaald en is niet onderscheiden van jouw aanwezigheid. De Japanse zen meester Hakuin
noemde het: ‘de ziekte van zen’. Je zit vast in de bodhi-kant van je bodhisattva bestaan en kan
feitelijk geen kant meer op, immers een ander perspectief is er niet. Als dan ook nog het ego dit
perspectief claimt en meent dat hij God zelf is, dan bevind je je in een weinig benijdenswaardige
fase, die voor jezelf misschien hemels is, maar voor je naasten een verschrikking. Leraren,
begeleiders, Guru’s menen dat ze de Verlosser zijn en dat ze alles kunnen maken. Niets heeft
immers consequenties. Het verblijf op de top van de berg is nu een regelrechte ego-trip. Dit is
een gevaarlijke fase, want jouw karma verzamelt zich evenwel, al wordt het ontkend. En zo
bouwt de invloed van je handelen zich op om zich bij een kritische massa tegen je te keren.
Karma haalt je als het ware in en rekent met je af bij de achterdeur. Zo verbleef mijn leraar
Genpo enige tijd op de top van de berg, in een absolute fase, met een ongebreidelde helderheid
en scherpte aangaande de Dharma, maar een regelrechte ramp voor zijn omgeving. Hij was
niet te genieten en niet corrigeerbaar. Tijdens zijn Nederlandse retraite in de Tiltenberg bij
Vogelenzang in 1998, haalde zijn karma hem in en werd hij ‘s nachts verteerd door jaloezie en
wroeging. Hij sliep de gehele week niet en dwaalde ‘s nachts rond door de bollenvelden. Aan
het einde van de retraite werd hij verteerd door spijt.
Voor mijzelf als een zen student met een gezin en een baan in de wereld verliep mijn verblijf
aan de top van de berg minder dramatisch. De periode waarin ik in het pre-reflectieve en het
voor-woordelijke verbleef, in elk geval tijdens de retraites, was ik klaarwakker, gereed en
glashelder, zo helder dat ik zelf mijn leraar publiekelijk tijdens zijn onderrichten verbeterde. In de
periode daarna begon geheel vanzelf de afdaling van de berg met een vertroebeling van mijn
helderheid. Ik heb die helderheid nooit meer zo intens teruggekregen en verkeer sindsdien in
wat mijn spirituele opa Maezumi Roshi ‘the hazy moon of Enlightenment’ noemde. Soms zie je
het, soms zie je niet.
Vanaf de top van de berg wordt de afdaling ingezet, de langzame incarnatie van de onbepaalde,
onbeperkte en ongeboren bodhi in sattva, de beperkte en van de diepe sporen van patronen doortrokken karmische vleesjas. Op basis van dit onbepaalde, open, voor-woordelijke en pre-
reflectieve wordt sattva beetje bij beetje aangenomen, precies zoals het is, met alle patronen en eigenaardigheid van dien. Vanuit de onbeperkte ruimte van de top van de berg gezien, is er
niets anders dan dit. Zo wordt de bodhisattva geboren, in vol bewustzijn en aanwezigheid. Dit is
het. Hier komt alles samen. Jij, met al je onvolkomenheden, unieke talenten en schaduwkanten,
met al je diep ingesleten patronen, jij bent de enige onder de hemel en op de aarde. Alleen jij en
niets en niemand anders.
Jouw weg is incarnatie
Of je nu vanaf de top van de berg afdaalt naar beneden, of je hebt je ondernemingen en
projecten op jouw weg teloor zien gaan, of nog niet, vanaf het begin af aan is jouw weg een
proces van incarnatie, letterlijk het ‘vleesworden’ van het onbeperkte en ongeboren weten
(jnana, het licht waarin alles verschijnt). Vanaf het begin af aan is jouw weg een in het licht van
jouw aanwezigheid laten treden van alle instrumenten en kwaliteiten die jouw leven rijk is. En
het ontzetten van deze kwaliteiten, zodat degene die nu deze woorden leest er vrijelijk gebruik van kan maken. Jouw weg is het stapje voor stapje realiseren en ontzetten van elk aspect van
jezelf en het vervolgens toe-eigenen van elk instrument of elke kwaliteit waarmee jij in de wereld
functioneert.
Wat betekent jouw weg als incarnatie nu concreet? Het kan zijn dat jouw weg in een fase
belandt, waarin het ambachtelijk toe-eigenen van emoties een centrale rol speelt. Het betreft
hier de emoties die zijn onteigend, de dienaren van degene die nu deze woorden leest, die zijn
weggestopt in de kruipruimte onder het huis. Veelal zijn de eerste emoties die dienen te worden
ontzet angst, verdriet, woede, hebzucht, lust, na-ijver, jaloezie en je drang tot competitie. Zo’n
onteigende emotie dient eerst in het licht van jouw aanwezigheid te komen, ze moet worden
GEZIEN, om daarna stapje voor stapje te worden aangenomen, gevoeld te worden in je gehele
lijf, porie na porie, net zo lang tot jij zelf de emotie bent. Pas dan belichaam je die specifieke
energie en die specifieke helderheid, want emoties zijn jouw vensters op de werkelijkheid, naast
je vijf zintuigen.
Het zijn deze specifieke kwaliteiten waarvan bodhi gebruikt maakt om afgestemd in situatie te
functioneren. De emotie geeft je de exacte informatie en de juiste energie die je nodig hebt om
te doen wat je in de gegeven situatie hebt te doen. Dit is echter alleen zo als de emotie vrij is
om naar behoren te kunnen functioneren, dat wil zeggen als ze is toegeëigend en aangenomen
als deze specifieke kwaliteit van onze karmische vleesjas sattva. Als de emotie vrijelijk door
mijn lijf stroomt, is dit instrument ongehinderd te gebruiken, afgestemd op de specifieke situatie.
Dit geldt niet alleen voor emoties zoals angst, woede en verdriet, maar ook voor de diep
ingesleten patronen waaruit mijn leven is geweven.
Deze patronen maken dat we zijn wie we zijn. Toch kunnen we sommige patronen beter hebben
dan andere. Tegen sommige van onze patronen voeren we een strijd van leven op dood. Vaak
zien we deze patronen helemaal niet, maar projecteren we ze op een ander en gaan vervolgens
daarmee het gevecht aan. Het is oprecht schrikken wanneer ik me realiseer dat het
vermaledijde patroon waartegen ik me altijd heb verzet, juist bij mijzelf hoort, dat het een
onvervreemdbaar deel is van mijn eigen leven. Na deze realisatie breekt een fase aan op mijn
weg als proces waarin ik moet leren buigen voor mijn patroon. Dit wil concreet zeggen, dat ik
het patroon telkens weer in het licht laat treden, de weerstand bij mezelf voel opkomen, mij
wederom richt op het patroon zelf, net zo lang totdat ik vrij genoeg ben om mijn patroon aan te
nemen zoals het is. Alleen dan kan het patroon voor mij gaan werken, ontzet, maar tot die tijd
werkt het tegen mij, als een permanente bron van verzet, lijden en ongenoegen.
Ook het ego, de stuurman van de Meester op het schip die nu deze woorden leest, moet
worden ontzet en toegeëigend, in een van de fase op jouw weg als proces. Het ego is of in de
kruipruimte onder het huis beland, of in de stoel van de Meester zelf en in beide gevallen
disfunctioneert de gehele organisatie die ik mijn leven noem. Het ontzetten van het ego is het
terugbrengen van dit specifieke instrument naar zijn natuurlijke functie en positie. Ook nu dient
het ego telkens weer in het licht te treden, aangenomen te worden als een wezenlijk deel van
mijn huishouding en te functioneren afgestemd op de situatie waarin mijn leven zich bevindt.
Aandacht voor mijn ego is hierin van het grootste belang, eigenlijk hoeven we ons ego alleen
maar met ontvankelijke aandacht te blijven volgen, zonder oordeel, om het na verloop van tijd
zijn natuurlijke functie als stuurman van het schip te laten hervinden.
Op deze wijze kunnen alle instrumenten van degene die nu deze woorden leest in het licht
komen en toegeëigend worden en wordt sattva, onze karmische vleesjas, stukje voor stukje
aangenomen en bij ons volle bewustzijn andermaal geboren. Zo begint het leven van de
bodhisattva, die we allemaal van naturen zijn; een paradoxaal dubbelwezen dat wordt geleid
door een ster en dat kijkt met de ogen, hoort met de oren, voelt met het hart, kiest met de
onderbuik, loopt met de benen, functioneert met patronen, stuurt met het ik en overweegt met
zijn brein.
Jouw weg is inclusie (slot)
Laten we nog een keer teruggaan naar de koan uit Keizan Zenji’s Denkoroku, ‘De transmissie
van het Licht’, die gaat over de fases op jouw weg:
‘De vierendertigste Patriarch was Grote Meester Qingyuan Xingsi. Hij oefende in de
gemeenschap van Caoxi (van de Zesde Patriarch Huineng). Hij vroeg de Patriach: ‘Wat kan ik
doen om niet in een fase te belanden?’ De Patriarch vroeg: ‘Wat heb je tot dusverre gedaan?’
De Meester antwoordde: ‘Ik heb nog geeneens de Heilige Waarheden geprobeerd.’ De
Patriarch vroeg: ‘In welke fase zul je eindigen?’ De Meester zei: ‘Als ik nog geeneens de Heilige
Waarheden heb geprobeerd, welke fase kan er dan zijn?’ De Partiarch was zeer onder de
indruk van zijn vermogen.’ (Keizan Zenji, Denkoroku, kwestie 35 Qingyuan Xingsi (660 – 740))
De vraag waarmee Qingyuan Xingsi bij de Zesde Patriarch terecht kwam, komt voort uit de
realisatie dat fasen op jouw weg onontkoombaar zijn. Hoe graag je ook sneller zou willen gaan,
hoe zeer je ook een fase zou willen overslaan, of gewoonweg direct willen zien waar het in jouw
leven over gaat en meteen die ellendige weerstand loslaten, je kunt niet om de fasen op jouw
weg heen. Vandaar de vraag: ‘Wat kan ik doen om niet in een fase te belanden?’
Maar er is ook een andere kant aan deze kwestie. Als de Patriarch vraagt: ‘Wat heb je tot
dusverre gedaan?’, antwoordt Qingyuan: ‘Ik heb geeneens de Heilige Waarheden geprobeerd.’
Ook dit is waar. Degene die door de verschillende fasen heengaat, is degene die nu deze
woorden leest en ik ben dat niet. Dit is het ‘gans andere’ dan ik. Iets gaat zijn gang. Noem dit
‘Het Geheim’ of ‘Het Mysterie’, maar het is heel concreet en heel dichtbij, zo dichtbij dat je er
gemakkelijk aan voorbij gaat. Dus degene die kijkt met je ogen, hoort met je oren, praat met je
mond en loopt met je benen is nog niet eens met de heilige waarheid van het lijden begonnen
en zal ook nooit in een fase eindigen. Ook dit is waar. Tegelijkertijd is de onontkoombare
opeenvolging van fasen de enige wijze waarop dit Grote Mysterie van Leven en Dood zich op
jouw weg als proces uitdrukt. Iets gaat zijn gang en toont zich in fasen: jouw eerste
kennismaking met zit meditatie, jouw fasen van twijfel, het failliet van jouw onderneming en de
fase van stilstand, maar ook in jouw doorkijkjes op jouw weg en in je verblijven op de top van de
berg. Dus, dat wat nooit in een fase belandt, drukt zich uit in precies deze fase waarin jouw weg
als proces zich nu bevindt.
Als we ons realiseren wie we zijn, realiseren we onszelf als een paradoxaal dubbelwezen en
onze weg als een proces van inclusie. Immers, de bodhisattva is enerzijds bodhi, de
onbeperkte, onbepaalde, ongeboren, opgehinderde aanwezigheid waarin alles verschijnt.
Anderzijds is de bodhisattva sattva, deze beperkte, door en door geconditioneerde, sterfelijke,
karmische vleesjas, met zijn diep ingesleten patronen. Tegelijkertijd! Jouw weg als proces van
inclusie is een steeds vrijer bewegen tussen deze beide, elkaar uitsluitende polen van jouw
bestaan. Jouw weg is JOUW weg en tegelijkertijd gaat iets zijn gang dat totaal anders is dan
wat jij bent en dat van een volstrekt andere zijde komt dan van jouw kant.
Jouw weg als een proces van inclusie wordt beschreven in de vijfde fase van Dongshan
Lianjie’s Vijf Fasen van Ontwaken, waarvan we de eerste fase (kensho, onze glimpsen) en de
derde fase (satori, een staat van wakker zijn) reeds hebben besproken:
‘Als je niet verstrikt raakt in zijn of niet-zijn,
Wie durft zich dan nog bij jou aan te sluiten?
Iedereen wenst de stroom van het gewone leven te verlaten,
Maar uiteindelijk kom je terug
En zit te midden van as en kool.’
De vijfde fase van ontwaken heet Daikensho, ‘het Grote Ontwaken’, dat binnen de zen traditie
ook wel wordt omschreven als ‘de Grote Teleurstelling’. Immers, ‘Iedereen wenst de stroom van
het gewone leven te verlaten’, maar uiteindelijk kom je terug bij jezelf, precies zoals je bent, met
alles erop en eraan. Dit is het finale jezelf aannemen voor wie je bent, de ultieme bekrachtiging
van je bestaan. Maar dit zelf heeft wel een andere gedaante dan toen je met jouw weg als
proces begon. Ofschoon je wordt geleid door diep ingesleten patronen, functioneer je volmaakt
ongehinderd, tegelijkertijd! Ofschoon je door en door sterfelijk bent, zit er iets in je dat niet stuk
kan. Ofschoon je van fase naar fase gaat, ben je nog niet eens met de Heilige Waarheden
begonnen! Je bent precies zoals je bent EN je bent het eeuwige Licht waarin alles verschijnt.
Ofschoon je ongeboren bent en volkomen ongehinderd functioneert, zit je te midden van as en
kool in het leven dat je altijd al hebt geleid. Zo is jouw weg als proces rond, je keert bij jezelf
terug zoals een vogel terugkeert op haar nest. Nu is het goed. De ‘Grote Teleurstelling’ is een
Grote Bevrijding!