Laten we eerst iets aan begripsverheldering doen. Het Sanskriet woord dat in het Nederlands
met ‘verlichting’ wordt vertaald is: sambodhi. Letterlijk vertaald in het Nederlands betekent
sambodhi ‘ontwaken’.
De Sanskriet wortel budh van sambodhi betekent ‘waken’. Het zelfstandig naamwoord buddha, dat van deze wortel budh is afgeleid, betekent ‘ontwaakte’. Ik heb ‘verlichting’ nooit een
adequate vertaling voor het Sanskriet woord sambodhi gevonden. Sambodhi betekent ‘wakker
worden’ en wakker worden is altijd een momentaan gebeuren. We ontwaken uit een diepe slaap
en het moment van ontwaken is het enige echte wakker worden.
Feitelijk herinneren we ons dan iets over onszelf dat onmiskenbaar voor de hand ligt en
onberispelijk eenvoudig is, maar dat voor ons leven uitermate belangrijk is. Deze herinnering is
beslist geen mentale constructie of een concept. Ze is iets dat we zien, zoals we ons eigen
moeder herkennen in het holst van de nacht. Deze herinnering wordt in ons bewustzijn
opgeslagen middels een reflectie op een onmiddellijk, voorwoordelijk en aan den lijve ervaren.
Nu worden we ons bewust van iets heel wezenlijks, maar de bewustwording is niet het
onmiddellijke zien of het directe herkennen op het moment van ontwaken. Ze is een reflectie
daarop, een mentale verpakking van een geschenk dat daaruit allang is verdwenen.
Zo gaan we van een door en door tijdelijk moment van wakker worden, naar een iets meer
solide bewustwording of reflectie, die in relatie tot het ontwaken niet meer is dan een illusie.
Echter, hoe hard dit ‘inzicht’ in ons hoofd ook lijkt, ze is, zoals Shakyamuni de Boeddha
eindeloos herhaalde, niet substantieel en vergankelijk. Alles is vergankelijk. Ja, zelfs ontwaken
is vergankelijk. Alles is vergankelijk. Of toch niet?
Want datgene dat we ons herinneren als we wakker worden, lijkt niet stuk te kunnen gaan. Wat
we ons herinneren in sambodhi is ons oorspronkelijke waken, budh. Dit is het Licht waarin alles
verschijnt, ons leven, de wereld waarin we leven, onze gedachten, onze emoties, onze
waarnemingen, alles.
Alles is manifestatie van dit Licht en dit Licht ben jij ten voeten uit. Dit Licht, deze Ene
Aanwezigheid of Ene Alomtegenwoordige, heeft geen begin en geen eind, niet in de tijd en niet
in de ruimte. Het is onbeperkt en ‘ongeboren’, zoals de Japanse Meester Bankei zei, en
‘doodloos’, in de woorden van de historische Boeddha. Vreemd dat iemand die vergankelijkheid
als kernthema in zijn onderricht had het woord ‘doodloos’ in de mond nam!
In de woorden van de Chinese Meester Ta-aan (overleden 883 n. Chr.): ‘Het lichaam van een
ieder herbergt een juweel van onschatbare waarde. Het straalt uit je ogen en gaat dwars door
bergen, rivieren en de aarde heen. Het straalt uit je oren en neemt alle geluiden, goed en slecht,
in zich op. Het straalt dag en nacht uit je zes zintuigen. Dit wordt ook wel “opgaan in het Licht”
genoemd. Zelf herken je het niet, maar het bevindt zich in je lichaam en schraagt het in- en
uitwendig en zorgt ervoor dat het niet overhelt naar de ene of de andere kant.’ Is dit Licht dan
permanent?
Ja en nee. Hier bevinden we ons op een hellend vlak. Ja, dit Licht is permanent, omdat het niet
is ontstaan en niet vergaat, geen begin kent en geen einde, geen geboorte en geen dood. Nee,
dit Licht is niet permanent, omdat het zich in niets anders kan manifesteren dan in jouw door en
door sterfelijke lijf en in je door en door tijdelijke waarnemingen, gedachten, emoties en
handelingen. Dit permanente Licht incarneert in jouw sterfelijke lichaam, in een vergankelijke
wereld. Eigenlijk pas wanneer we ons dit Licht herinneren, wanneer we ertoe zijn ontwaakt,
begint onze beoefening echt.
De historische Boeddha ging na zijn ontwaken voor veertig jaar door met mediteren. Waarom
deed hij dat? Omdat hij zich realiseerde dat dit Licht nog bij lange na niet in zijn lichaam was
geïncarneerd. Onze beoefening na ons ontwaken is het onze vierkante mensenkop door dit
Licht laten leiden en dit Licht zich laten manifesteren in heel die weerbarstigheid van ons vlees.
Dit gaat gepaard met eindeloos vallen en opstaan. Zoals een Meester ooit zei: ‘Mijn leven gaat
van mislukking, naar mislukking, naar mislukking.’
Kortom, er is geen mens die geen terugval kent, dus ook geen meester. We zullen ons steeds
weer dit Licht moeten herinneren en ons verzuchtend realiseren, dat we al te menselijk zijn en
het ons niet licht valt om werkelijk mens te worden, een bodhi-sattva, letterlijk een ‘lichaam van ontwaken’, een vleesjas met daarin een juweel van onschatbare waarde.
Steeds weer zien we onszelf stranden in onze menselijkheid, in het ons door dit Licht te laten
leiden. Maar we zien onszelf falen in en door dit Licht, dat hierdoor niet meer en niet minder
wordt. We kunnen dus eindeloos opnieuw beginnen. En is dit niet wat beoefening wezenlijk is?