Het is moeilijk om altijd compassievol te zijn. Zoals veel van wat ik doe, wil en moet moeilijk,
moeizaam en frustrerend is. Het is een nobel streven om compassievol te zijn. Maar de vraag
is, of ik dat kan: compassievol zijn. Is het iets wat ik kan doen of volbrengen? En als ik het kan,
compassievol zijn, wat doe ik dan? Ik kan handelen naar mijn ideeën over compassie, of naar
wat ik denk dat er in boeddhistische boeken over compassie is geschreven. Maar is handelen
naar wat ik denk, vind of wil handelen vanuit compassie?
Wat bedoelt het boeddhisme eigenlijk met ‘compassie’? In de Indiase boeddhistische teksten
wordt het woord karuna gebruikt. Zoals met veel boeddhistische begrippen het geval is, dekt de
Nederlandse vertaling de betekenis van het Sanskriet woord niet. Karuna is niet gemakkelijk te
vertalen, omdat de wortel van het woord niet bekend is. Mijn Sanskriet leraar, een Indiër van
geboorte en een specialist op het gebied van de iconografie van Avalokitesvara, de verbeelding
van karuna, omschreef het eens als volgt: ‘Karuna betreft een zelf, dat is vervuld van alle
andere levende wezens, tot overlopen aan toe.’ Sindsdien heb ik geen accuratere omschrijving
van dit woord en van het ervaringsfeit dat dit woord aanduidt vernomen.
Karuna betreft een zelf dat is vervuld van alle andere levende wezens. Karuna doet zich voor in
een fundamentele verbondenheid van mijn bestaan en het leven van alle levende wezens. Als
ik echt aanwezig ben, zonder mezelf terug te trekken uit een situatie, zonder een onderscheid te
maken tussen ik en jij, binnen en buiten, dan is er die verbondenheid. Wat ik zie, hoor, ruik,
proef, aanraak is niet onderscheiden van mijn bestaan. Er is ook geen ‘mijn bestaan’. Er is
precies wat er is, dit wat ik nu zie, hoor, voel, proef. Het onbehouwen gedrag van mijn
leidinggevende. De jongen die met 241 messteken twee Françaises afslacht. De huid van mijn
geliefde. Mijn moeders litanie van zelfbeklag. Het zelf is er vol van, het is vervuld. Het vibreert in
al zijn vezels en pulseert door al zijn poriën. Dit is mijn leven. Kan ik dit zijn? Nee, ik ben het al.
De ongenode gast is al binnen en zit in mijn beste stoel van mijn beste Malt whisky te nippen,
terwijl ik aan de deur tracht te selecteren wie er binnen mag komen en wie buiten blijft.
Karuna betreft een zelf, dat is vervuld van alle andere levende wezens, tot overlopen aan toe.
Alles beweegt het hart en het beweegt het hart tot handelen. Wat het hart zal doen, is een zaak
van het hart, niet van ethische voorschriften, ideeën die ik heb over goed en kwaad handelen,
mijn voorkeuren, oordelen, gevoelens of sentimenten. Het zelf is zo vervuld van alle levende
wezens, dat het overloopt. Iets gaan zijn gang en het beweegt mij, in een fundamentele
verbondenheid met de situatie waarin ik me bevind. Ik word gehandeld door alles wat in een
situatie speelt. Dit handelen is niet zonder ik en mijn ideeën, oordelen en sentimenten, maar het
is niet door dit ik beperkt. Het ik is instrument. Wat ik doe, kan ik niet bedenken, ik weet het pas
wanneer het vervulde zelf is bewogen tot ‘compassie’. En het zou best kunnen zijn, dat deze
‘compassie’ er heel anders uitziet dan wat ik me bij het woord compassie voorstel.
Kan ik compassievol zijn? Ik kan compassie zijn en een instrument van compassie. Maar dan
zal ik al mijn ideeën over compassie en mijn streven naar compassie moeten laten voor wat het
is en me oprecht openen voor wat van buiten lijkt te komen, maar feitelijk al binnen is. Tot
overlopen aan toe.