Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de boeddhistische meditatietraditie waarin we
ons begeven. Ik ben getraind binnen de zen traditie, die een non-dualistische traditie is. De
meditatie draait hier om intimiteit of een-zijn-met.


Wie de Bijenkorf bezoekt, hoeft er niet lang over na te denken om te weten dat de plaats waar
hij het pand verlaat, dezelfde is als waar hij is binnengekomen. De uitgang is de ingang. Maar
studenten van spirituele wegen, zoeken de uitgang vaak op een andere plek, bijvoorbeeld een
dakraam op de zesde verdieping. Ze denken dat de uitgang ergens anders ligt dan waar ze zijn
binnengekomen. Dat is merkwaardig. Waarom beginnen we de weg uit wat ons hindert, niet met
wat ons hindert?


De plaats waar ik mijn geestelijke pad ben binnengegaan, is tevens de uitgang. Maar wat me
aanzet tot beoefening, mijn ingang, is vaak wat ik door beoefening wil kwijtraken. Mijn ingang
kan onwetendheid zijn, of vergankelijkheid, stress, gehechtheid, het ik dat me steeds in de weg
zit, of hij is een emotie die me hindert. In tegenstelling tot het gebruiken van mijn beoefening om
mijn ingang te ontvluchten, kan ik mijn ingang benutten als uitgang.


Hoe doe ik dat? Ik doe dat het gemakkelijkst in een gecontroleerde situatie, bijvoorbeeld de
beoefening van meditatie, en met een fysiek krachtige basis, bijvoorbeeld het mediterende
lichaam. Vervolgens ontbied ik de emotie die me dwarszit, door me de condities die haar
oproepen voor de geest te halen, of door haar herhaaldelijk bij haar naam te noemen,
bijvoorbeeld ‘angst’, ‘smetvrees’, ‘woede’, of ‘jaloezie’. En als dan de emotie in mijn meditatie
oprijst als een ijsberg voor de boeg van een schip, dan ga ik niet van haar weg, maar laat ik
haar binnen. Ik ontvang haar, omvaam haar, wordt met haar intiem, val met haar samen, ben in
haar aanwezig. Dit is niet eenvoudig, het zal ook niet in een keer gaan. Maar als mijn angst voor
en mijn weerstand tegen de emotie zijn verweekt, dan hoef ik er niets voor te doen om de
emotie binnen te gaan en met haar samen te vallen. Ze is daar al, ze zit in mijn beste stoel te
nippen van mijn beste whisky, met haar benen op mijn beste poef en de afstandsbediening in
haar hand, terwijl ik nog bij de deur sta haar toe te spreken, dat het nu even niet uitkomt. Ze is
niet te onderscheiden van mijn leven. Ik hoef slechts te zijn met wat er is en wie ik ben, intiem,
aanwezig. Als ik mezelf zodanig vertrouw dat ik dat kan, dan blijkt de emotie die eerst een
solide blok was aan mijn been, een open, heldere kwaliteit van mijn bestaan te zijn. Ze is prima
in orde.

Maar zodra ik afstand neem van de emotie, mezelf terugtrek en iets met haar doe, haar
beoordeel, haar groter of kleiner maak, wegstop of cultiveer, dan verdwijnt haar openheid en
helderheid en perverteert ze tot de zware, duistere macht die ik denk dat ze is. Van een kwaliteit
van mijn bestaan wordt ze iets wat me in de weg zit, wat me hindert en blokkeert en waar ik
vanaf wil komen.


Nog een opmerking over stress. Als ik werkelijk aanwezig ben in de hectiek van een situatie,
dan kan ik in een rondspinnend dolhuis stieren van de ene hoek naar de andere en tegelijkertijd
volledig in rust zijn, als het oog van een orkaan. Pas als ik me terugtrek uit de hectiek van de
situatie en er iets mee doe, me ertegen verzet, me erdoor laat bevangen, haar beoordeel, dan
maakt de openheid en rust plaats voor benauwenis en stress. Ook hier geldt het motto van de
Bijenkorf, de ingang is de uitgang.

Categories: Cybermonnik