Zoals elke levensvraag, is ook de vraag naar wat wezenlijk voor me is, een kwestie die ik niet
met mijn verstand kan oplossen. Toch is mijn verstand de instantie die ik in de eerste plaats
vertrouw. Ik vertrouw op het aannemelijk onderbouwde antwoord. Wanneer dit antwoord echter
uitblijft, of als het als een bedacht concept wordt herkend, dan komt de vraag naar het
vertrouwen, achter de vraag naar wat wezenlijk voor me is, te voorschijn. Waarop vertrouw ik,
als ik op de grenzen van mijn redelijke vermogen stuit? Wat vertrouw ik, als mijn antwoord
tekort schiet?
Kiezen voor dingen die echt belangrijk voor me zijn, is kiezen voor mezelf. Het is kiezen voor
mijn unieke en hoogstpersoonlijke bestaan. In deze keuze sta ik alleen. Natuurlijk kan ik er met
anderen over praten, maar het is een keuze die alleen ik kan maken. Kiezen voor dingen die
echt belangrijk voor me zijn, is kiezen voor mijn ‘weg’. Maar wat is mijn weg? Het is een keuze
voor en door het hart. Maar wat zegt mijn hart? Mijn hoofd kan genoeg antwoorden bedenken,
maar deze blijven wat ze zijn: bedachte antwoorden. Ze zijn niet wat mijn hart me toont, noch
zijn ze inzichten in mijn weg.
Zowel bij levensvragen als bij de vraag naar mijn weg, gaat het niet om antwoorden, maar om
inzichten. Inzichten zijn geen concepten of ideeën. Een inzicht is wat ik zie. En wat ik zie is altijd
onmiddellijk, ongrijpbaar en onmetelijk dichtbij. Een inzicht is niet te begrijpen in de zin van
redelijk te verantwoorden en toch klopt het precies. Het is als een herkenning, zoals je de stem
van je moeder herkent in het holst van de nacht. Een inzicht zie je als je het ziet, daarna is het
weg. Toch werkt het door, het transformeert mijn houding en gedrag en het zet me aan tot
handelen. Ineens weet ik wat ik te doen heb. Dit is onmiskenbaar duidelijk. En toch, vertrouw ik
het?
Inzichten krijg ik niet, ze vallen me toe. Wat ik kan doen, is een houding van ontvankelijkheid
ontwikkelen en eigenlijk kan ik ook dit niet doen, want dit gebeurt in een proces dat geheel
buiten mezelf om werkt. Inzichten komen rechtstreeks voort uit de diepere lagen van mijn
bestaan. Om deze te ontsluiten, zal ik mijn vraag aan mijn leven moeten toevertrouwen. We zijn
gewend om vragen in ons hoofd te houden en ze daar te beantwoorden. Maar voor deze vraag
werkt dat niet. Ze is een vraag naar mijn weg, mijn leven en ze zal vlees moeten worden, een
levende vraag, een levensvraag. Ik zal de vraag aan mijn leven moeten teruggeven, door haar
in mijn lichaam-en-geest te laten verzinken. Dit kan ik doen door de vraag telkens op mijn
uitademing te stellen en daarmee, via mijn uitademing, de vraag tot diep in mijn onderbuik te
laten zakken. Na verloop van tijd wordt de vraag een vraag met handen en voeten, letterlijk een
levende vraag. Het is een ware kunst om me niet door opkomende antwoorden te laten
verleiden, maar ze te laten voor wat ze zijn en te verwijlen bij mijn vraag. Telkens adem ik uit:
wat is mijn weg? Of ik adem uit, wat zegt mijn hart? Telkens weer op mijn uitademing, tot diep in
mijn onderbuik. En op een gegeven moment ademt mijn vraag en vraagt ‘Wat is mijn weg? Naar
Wat is mijn weg?’
Dit is een proces van ontvankelijkheid en vertrouwen. En als een inzicht de vraag toevalt die
mijn leven is geworden, valt de keuze voor mezelf als een rijpe appel uit de boom. Ik weet wat ik
te doen heb en kan hier niet meer omheen.