Het antwoord op de vraag ligt voor de hand. Je kunt niet egoloos deelnemen in een
samenleving die wordt gestuurd door onderlinge competitie. Ofschoon het antwoord voor de
hand ligt, maakt dat de vraag niet minder belangrijk. Wanneer we opstaan van het
meditatiekussen, is het een vraag zoals deze, waar het in meditatie in ons dagelijkse leven om
draait. Hoe maak ik gebruik van het ego? Hoe gebruik ik mijn competitieve kwaliteit?
Met betrekking tot alle kwaliteiten die ons in ons leven ter beschikking staan, kunnen we ons
afvragen of we ze voor ons laten werken, of dat we erdoor bevangen zijn en ze ons laten werken?
Spannen we het paard voor de wagen, of erachter? De kwaliteiten waarmee we zijn
toegerust om ons leven te leiden, zouden we in overdrachtelijke zin kunnen zien als kinderen
van de Boeddha. De Boeddha is de heldere, grenzeloze, alles omvattende aanwezigheid die
ons leven in wezen is. De kinderen zijn aspecten en kwaliteiten van deze grenzeloze
aanwezigheid. Nu mogen sommigen van de Boeddha’s kinderen vrijelijk spelen in alle
vertrekken van het huis. Andere kinderen echter, zien we niet zo graag en die stoppen we ver
weg in de kelder onder het huis.
Mensen die zich met spiritualiteit bezighouden, geven kinderen met namen zoals liefdevolle
vriendelijkheid, empathie, onbaatzuchtigheid, wijsheid en compassie graag een mooie, eigen
kamer in het huis. Kinderen met namen zoals gehechtheid, lichamelijkheid, materialisme,
begeerte, woede, denken, onrust, jaloezie, arrogantie, wedijver en onwetendheid, worden
opgesloten in de vochtige, donkere krochten onderaan de keldertrap. Er is een kind in het
bijzonder, dat er extra bekaaid vanaf komt, het kind dat de naam ‘ego’ draagt. Dit metselen we
het liefst in, in de spelonken onder de plankenvloer, zodat we er nooit meer mee te maken
hoeven te krijgen. Deze kinderen van de Boeddha leiden een ondergronds bestaan,
weggestopt, vernederd, verdrongen en ze ontpoppen zich als ware guerrilla’s in ons
bovengrondse leven. Kwaliteiten die eigenlijk in dienst staan van onze heldere en grenzeloze
aanwezigheid, beginnen deze nu te ondermijnen. Ze perverteren tot duistere krachten, die ons
in een waarachtige onwetendheid, in ons denken, handelen en spreken aansturen. Hoed je voor
mensen die beweren dat ze een egoloos bestaan leiden, want ze houden iets voor zichzelf
verborgen, dat op heimelijke wijze hun leven bestiert.
Er is niets mis met ons ego, noch met onze competitieve kwaliteit, met gehechtheid, begeerte,
woede, jaloezie, noch met ons altijd maar voort ploegende denken, mits deze kwaliteiten de
plaats in ons leven krijgen die hen toebehoren. Ze dienen niet te leven in het donker. Ze vormen
een deel van onze huishouding. Als we het ego in open aanwezigheid zien functioneren, dan
neemt het niet ons, heldere aanwezigen, in bezit, maar dan werkt het voor ons. Hier wordt
onwetendheid concreet getransformeerd tot ontwaken. Hier bevrijden we het ego van onze
spirituele voorkeur. Hier wordt een bevangen egocentrisme omgebogen tot een ego dat
functioneert in dienst van de Boeddha. De Boeddha, dat is degene die nu deze woorden leest.
Het ego is degene die vervolgens vrolijk verder surft, of er iets van vindt en inlogt om zijn
mening onder deze tekst te tikken. De competitieve kwaliteit kan ons vervolgens de energie en
spitsvondigheid geven om dit antwoord met glans te overtreffen.