We kennen hem allemaal. De persoon die de werkelijkheid in zijn of haar voordeel verdraait en
die illusie vervolgens aan anderen en zichzelf als de werkelijkheid voorhoudt. Hij heeft zijn
verleden, heden en toekomst zorgvuldig gereconstrueerd en er een verhaal van gemaakt waar
geen spelt tussen te krijgen valt en dat hem niet verantwoordelijk maakt voor zijn daden. Hij laat
zich niet aanspreken op zijn gedraai en gekonkel. Hij heeft gelijk, al ziet de hele wereld dat
anders.


En het ernstige van de zaak is, hij komt er nog mee weg ook! Hij is doortrapt en geraffineerd en
zijn gedrag en gemanipuleer worden gekenmerkt door een mateloos en massief egocentrisme.
Als we hem zien opereren, door de kieren van de werkelijkheid wegglippend als een aal, stemt
het ons soms tot braken. Zijn gedrag maakt ons ziedend, maar we voelen ons machteloos. We
kunnen onze vinger er niet achter krijgen. Hij ontglipt ons voortdurend. En als hij ons niet
ontglipt, dan ontkent hij alles. En als dat niet lukt, dan is hij slachtoffer van de situatie. We
blijven achter in verbijstering en ontreddering….


De ‘hij’ kan net zo goed een ‘zij’ zijn. Als zo’n persoon me niet razend maakt of op zijn minst
zwaar geïrriteerd, dan maakt hij me wel jaloers. Eigenlijk is het heerlijk om zo een hangmat te
creëren van een werkelijkheid die je past en je daarin vervolgens zelfgenoegzaam te wentelen.
Hoe kan iemand zo blind zijn voor de waarheid? Hoe kan iemand zo goed in zijn eigen illusie
geloven? Hoe kan iemand zo ongehinderd zijn egocentrisme uitleven? Heeft hij geen last van
zijn geweten? Hoe kan iemand de waarheid omtrent zichzelf en anderen niet zien? Hoe doet hij
dat toch? Dat lijkt me bij tijd en wijle toch ook wel fijn!


Maar doe ik in de kern niet hetzelfde? Misschien minder uitbundig en minder publiekelijk dan die
vermaledijde persoon? Maar toch? Verdraai ook ik niet voortdurend de realiteit? Maak ik niet
telkens iets van mijn leven en van mijzelf dat het niet is en dat ik niet ben? Sjoemel ik niet
onophoudelijk met mezelf en mijn gedragingen? Wellicht wat minder ongeremd en daardoor een
stuk geraffineerder!


Als ik een van de grote boeddhistische voornemens zou beoefenen, te weten ‘niet liegen, maar
mezelf waarachtig uitdrukken’, dan zal me pijnlijk duidelijk worden, dat ik voortdurend van de
waarheid een leugen maak en mezelf voor de gek houd. Het is heel erg moeilijk in het volle licht
te staan en te handelen en daarbij niet in slaap te vallen. Tenminste kan ik me dat realiseren.
Het boeddhistische gezegde luidt dan ook: ‘Alleen Boeddha’s liegen.’


Kan ik tenslotte medelijden hebben met mezelf of elke andere leugenaar en manipulator? Met
het mezelf in heel mijn menselijkheid bekrachtigen en zeggen: ‘Ja, dat ben ik ook!’, kan ik een
brug slaan naar al die andere menselijke mensen. Het maakt me minder moreel superieur en
meer solidair. Mijn eigen liegen en manipuleren erkennen en toe-eigenen, maakt me in ieder
geval zachtmoediger voor en weerlozer naar mijn medemens toe.


Compassie of karuna kan ik echter niet hebben in de zin van genereren of ontwikkelen. Het
Sanskriet woord karuna betekent letterlijk: ‘het van alle levende wezens worden vervuld tot
overlopen aan toe.’ Karuna slaat op een hart dat overloopt. Dit kan ik niet bewerkstelligen
zonder te liegen of te manipuleren. Dit overlopen van het hart kan me slechts toevallen als ik
me werkelijk open voor de ander, precies zoals hij of zij is. Dan word ik bewogen zonder dat ik
iets doe. Ik ben instrument in de handen van alle levende wezens. Ik resoneer als de snaar van
een juist gestemde gitaar en doe precies wat er in de situatie moet worden gedaan.

Categories: Cybermonnik