Om meteen met de deur in huis te vallen: ik kan me niet verhouden tot heftige of langdurige
pijn. Als dit niet mogelijk is, wat is dan wel mogelijk?


Tot een beetje pijn voor een relatief korte tijd, kan ik me wel verhouden. Door de pijn meer en
meer toe te laten, mijn verzet beetje bij beetje te laten smelten, me schoorvoetend naar de pijn
toe te bewegen en tenslotte met de pijn samen te vallen, word ik de pijn die mijn leven is. Er is
nu geen afstand meer en geen strijd. Er is een intimiteit met de pijn, die me de pijn anders laat
ervaren dan voorheen. Minder solide. Ik ben in de pijn aanwezig en de pijn is aanwezig in mij,
zonder voorwaarden en condities, onbepaald, een open en intelligente energie die geen
gesjoemel duldt. Misschien dat ik in die intimiteit ook datgene ontdek dat niet door de pijn wordt
aangedaan. Evenwel is mijn leven pijn en dat is OK.


Voor de tijd dat het duurt en tot aan de pijngrens… Is de pijn te heftig of de tijdspanne te lang,
dan bestaat mijn oefening in het falen in het omgaan met de pijn. Niet vanuit mijn alledaagse
kruideniersgeest, maar vanuit mijn religieuze geest, heb ik de intentie opgevat om te doen wat
ik niet geneigd ben om te doen: naar de pijn toegaan en de pijn zijn. Deze instelling staat haaks
op het terugdeinzende leven en wordt door de heftigheid of de duur van de pijn gefrustreerd.
Wat ik me voorneem blijkt niet mogelijk.


Wat me rest is vanuit een spiritueel oogpunt teleurstellend pragmatisch, maar wel verstandig om
te doen. Ik zal de oorzaak van de pijn moeten laten verwijderen als dat kan. Ik zal mijn kies
moeten laten trekken of de ontsteking laten wegsnijden. En als dat niet mogelijk is, dan is het wellicht haalbaar mezelf te verdoven door het innemen van pijnstillers. Dit voelt op grond van
mijn religieuze intentie om te ontvangen en te verbinden als een falen, en dat is het ook. Ik kan
me niet verhouden tot heftige pijn. Maar dan kan ik tenminste nog dit, de mislukking, mijn falen
ontvangen.


In het omgaan met langdurige pijn kan de opeenvolging van momenten van tijdelijke verlichting
en mulle perioden van gillende pijn, razende wanhoop en verterende onmacht tot mijn weg, dus
tot mijn leven worden gemaakt. Dat hele onvermurwbare proces van ontspannen en
samentrekken, van hopen en wanhopen, van mogelijkheid en onmacht, van rust en
krankzinnigheid, van hemel en hel, dit proces met zijn onbuigzame, natuurlijke orde is vanaf het
moment dat ik me oprecht realiseer dat ik me niet tot deze langdurige, heftige pijn kan
verhouden, mijn leven, mijn weg, mijn meditatie geworden.


Vanzelfsprekend was de pijn al mijn weg, maar nu gun ik mezelf ten einde raad de ruimte om
haar ook als mijn weg te ontvangen. Wat ik daarmee ontvang is geen ontspannen en vredig
een-zijn-met. Wat ik ontvang is een onophoudelijke strijd en een stekelig spanningsveld dat
tussen de beide polen van de paradox die mijn leven vanaf dat moment concreet is geworden
uitstrekt. De paradox dat mijn leven pijn is en dat ik mijn leven als pijn niet kan leiden.


Wat mogelijk is, is om mijn leven als pijn te bekrachtigen. Ik kan pijn als mijn meditatie zien en
de omgang met mijn pijn als mijn weg. In deze bekrachtiging verkies ik bewust mijn leven zoals
het is, maar dat ik me nooit zo heb gewenst. In de beoefening van mijn leven als pijn begin ik
telkens opnieuw met de intentie om mijn pijn te ontvangen en daar in een bittere strijd en
wanhoopstijd weer vanaf te dwalen en andermaal opnieuw te beginnen.


Meditatie kent deze eindeloze dynamiek van het afdwalen (in gedachten bijvoorbeeld) en
terugkeren (naar wat is, mijn lijfelijk aanwezig zijn). Het is niet anders met mijn beoefening van
pijn: ik dwaal af in een uit onmacht gehouwen krankzinnigheid en een radeloos verzet en keer
terug naar wat is: pijn. In deze eindeloze pendelbeweging tussen weigeren en ontvangen
ontdek ik de wijsheid en compassie die zich concretiseert in een heilzame zorg voor mezelf. Ik
leer mijn grenzen te respecteren en ruimte te vinden binnen mijn beperkingen.

Categories: Cybermonnik