‘Aldus heb ik gehoord. Eens was de Boeddha in Gayasisa te Gaya, samen met zijn monniken.
Hij wendde zich tot hen en sprak: Brandend, brandend, brandend. Wat betekent het dat alles
brandt? Het oog brandt, het oor brandt, de neus brandt, de tong brandt, het lichaam brandt, de
geest brandt. Brandt door wat? Brandt door het vuur van krampachtig willen, door het vuur van
de haat, door het vuur van de bevangenheid door waanideeën…’ (Samyutta Nikaya 35; 28, in
een door mij voor deze gelegenheid geredigeerde vorm). Dit sprak de historische Boeddha
Gautama zesentwintighonderd jaar geleden in Noord India. Helaas hebben zijn woorden weinig
aan actualiteit en zeggingskracht ingeboet.


De vragen die worden gesteld zijn precies juist: hoe blijf ik verbonden met deze brandende
wereld? Hoe zet ik deze gevoelens om in een positieve handeling?


Het gevoel is ook precies juist en uiterst herkenbaar geformuleerd: ik word overspoeld door een
diep en machteloos verdriet en woede. Dit is het. Dit is bron van ons bestaan: de pijn van de
dingen die maar niet over gaan. De wereld brandt en blijft branden door angst, woede, haat,
egocentrisme, krampachtig willen en vasthouden, en het vuur van de bevangenheid door
waanideeën. Dit doet me pijn en maakt me razend. Het is belangrijk om dat voor mezelf te
erkennen. En het is belangrijk om voor mezelf diepgaand vast te stellen dat ook mijn lichaam en
geest branden door het vuur van krampachtig willen en vasthouden, woede, haat, egocentrisme
en mijn bevangenheid door waanideeën. En dat ze door dit vuur worden voortbewogen.
Het is belangrijk om te beseffen en te erkennen dat ik moreel geenszins superieur ben. Ook
mijn lichaam en geest branden, en niet alleen omdat de wereld brandt. Het is belangrijk om mijn
blik niet af te wenden, mijn ogen open te houden en wakker te blijven voor mijn eigen handelen, emoties en dwalingen. Dat op zich is al helemaal niet gemakkelijk. Het is gemakkelijker om van
me af te kijken, met de vinger naar anderen te wijzen en te zeggen: zij zijn het, zij deugen niet,
hen moeten we hebben.


Pas als ik de waanidee van mijn eigen morele superioriteit heb doorgeprikt, kan er geheel
buiten mezelf om een openheid ontstaan, waarbinnen ik mijn eigen leven kan ontvangen,
precies zoals het is en er een compassie kan gaan stromen, eerst naar mezelf, en vervolgens
naar anderen toe. Zij zijn niet minder of slechter dan ik. Ook zij worden bewogen door de pijn
van de dingen die maar niet over gaan.


Hoe zet ik mijn gevoelens om in een positieve handeling? ‘Keep your head up, keep your heart
strong, keep your mind set’, zingt Ben Howard. Dat is een mooie mantra ter herinnering. Keep
your head up: ga terug naar je lichaam, voel je onderbuik, recht je rug, oprecht, trek je kin in,
houd je ogen, oren en neus open, blijf wakker en voel met al de poriën van je lijf wat zich
aandient. Keep your mind set: laat je ideeën, gedachten, emoties, waanbeelden en illusies
opkomen en weer weggaan en blijf terugkeren naar je lichaam, je basis, die onbeperkte,
gevoelige plaat waar heel de wereld in verschijnt. Keer terug met je adem naar je onderbuik:
keep your mind set.


Keep your heart strong: dat is moeilijk als het brandt. Het Grote Voertuig Boeddhisme geeft tien
wenken ter herinnering. Dit is een herinnering aan wie je werkelijk bent: fundamenteel
verbonden met elk ander levend wezen, zonder ook maar iets uit te sluiten. Ze worden vaak
negatief geformuleerd (niet doden, niet stelen, niet liegen, et cetera), maar Ik geef ze hier in een
positieve vertaling: bekrachtig alle leven, deel met anderen, heb het lichaam lief, druk jezelf
waarachtig uit, blijf wakker, ondersteun anderen, blijf de verbondenheid zien, geef onbeperkt,
durf jezelf in de plaats te stellen van de ander, wees instrument in de handen van alle levende
wezens.

Categories: Cybermonnik