Voor de boeddhistische beoefenaar impliceert deze vraag in de eerste plaats hoe ik omga met
mijn eigen cynisme. In welke situaties en levensfases doemt voor mij cynisme op? Wat ervaar ik
dan? Hoe vrij ben ik om mijn cynisme werkelijk toe te laten? Kan de cynicus in mij vrijelijk
spreken? Kan hij alles zeggen wat hij wil? Met andere woorden, maak ik gebruik van de
helderheid van de cynicus?
De mate van vrijheid die ik heb ten opzicht van mijn eigen cynisme, is de mate van vrijheid die
ik heb ten overstaan van cynische mensen. Ik kan hen en daarmee mezelf meer ruimte van
leven geven, wanneer ik mijn innerlijke cynicus van mezelf heb bevrijd. Hoe ga ik om met
cynische mensen is in eerste instantie een vraag die me aanzet tot een oprecht onderzoek naar
cynisme in mezelf.
Wat kom ik tegen als ik cynisme in mezelf onderzoek? Cynisme heeft te maken met een gebrek
aan vertrouwen in de goede bedoelingen van mensen en instellingen. Ze is synoniem aan
bitterheid, onbeschaamdheid en ongevoeligheid. Ook staat ze voor een ongevoeligheid voor de
gevolgen van mijn eigen handelen: het maakt toch allemaal niets uit wat ik doe. Cynisme wordt
gekenmerkt door een solide negativiteit die, als ze maar lang genoeg aanhoudt, als een alles
verterend zuur een gat in mijn leven vreet.
Anders dan de wanhopige of de depressieve, wil de cynicus niet worden geholpen en kent hij
geen hulpvraag. Zijn beeld van de werkelijkheid en van zijn leven is onfeilbaar. De cynicus kent
geen ruimte, geen openheid, geen verwondering. Hij leeft een hermetisch gesloten negativisme.
Naast dat de cynicus geen hulpvraag kent, heeft hij ook geen echte behoefte aan reflectie of
zelfreflectie. De cynicus twijfelt niet. Hij wordt bewogen door een ondoordringbare en
onaantastbare protectie, vanuit een diep gevoelde onmacht en pijn die als zodanig niet mogen
worden aangesproken. De cynicus is de pijn en onmacht ver voorbij, meent hij. Hij volhardt in
een gesjoemel met de waarheid en met zichzelf en laat in dit sjoemelen niets en niemand in zijn
waarde. De cynicus zegt het een, maar bedoelt en doet het andere.
In de cynische geest ben ik niet in staat in contact met mezelf, mezelf uit te drukken; ik verdraai alles en ik ben de intimiteit met mezelf volkomen kwijt.
Interessant is echter, dat de cynicus als geen ander, personen en instituties weet te
ontmaskeren. Al is het beeld dat de cynicus van zichzelf heeft hermetisch verdraaid, hij ziet
haarscherp het verdraaide beeld dat anderen van zichzelf maken. Daarin ligt zijn helderheid. En
daarin toont de cynicus me iets dat ik anders niet zou kunnen zien.
Wat de boeddhistische beoefening betreft, staat de cynische instelling haaks op die van de
zelfonderzoeker. De cynicus wordt gekenmerkt door een onwankelbaar wantrouwen, terwijl de
zelfonderzoeker uitgaat van een zo groot mogelijke openheid en hij zich richt op vertrouwen, in
ieder geval het vertrouwen dat wat hij in zijn onderzoek ontdekt waar is en waardevol.
Omdat beide instellingen haaks op elkaar staan, is het als zelfonderzoeker ongemakkelijk
omgaan met cynische mensen. Toch wordt er een basis voor deze omgang gelegd door de
bekrachtiging van de cynicus in mezelf. Hij is een deel van mijn leven, hij mag er zijn, hij mag
zijn stem laten horen en ik luister. Op deze wijze krijgt de cynische ander ook een plaats in mijn
aanwezigheid.
Humor kan mijn omgang met de cynicus voor mezelf iets losser maken. Humor opent en
relativeert en ze kan wellicht iets van de bevroren negativiteit ontdooien en op zijn minst mezelf
iets meer ruimte geven in het contact.
Misschien is het beste tegengif voor de cynicus wel vertrouwen. Als ik mijn vertrouwen voor
leef, zonder daar al te veel moeite voor te doen, kan ik dit vertrouwen naast het kille
wantrouwen van de cynicus plaatsen.
Daarbij is het heel behulpzaam niet de intentie te hebben de cynicus te veranderen. Ik ben er
gewoon, in contact met mezelf en in vertrouwen. Voor dit vertrouwen is de cynicus een
toetssteen. De cynicus werpt me door zijn wijze van zijn voortdurend terug op de vraag:
vertrouw ik nu echt? In deze zin kan de onvermurwbare cynicus me geen betere dienst
bewijzen. In relatie tot hem verdiep ik mijn vertrouwen.